Bij dit soort platen denk ik altijd: hoeveel zouden er daarvan in 1977 geperst en uiteindelijk verkocht zijn? Duizend? Vijfhonderd? En hoeveel denk Esoteric Recording van deze reissue te verkopen? Ook duizend? Dezelfde duizend die het toen kochten?
Feit is dat de naam Gary Boyle bij maar weinigen een belletje zal doen rinkelen. Hij speelde met Brian Auger, met Keith Tippett en hij speelde op het mede dankzij hem fantastische “Freedom Is Frightening” van de Japanse percussionist Stomu Yamash’ta, pas ook heruitgegeven op Esoteric. Tenslotte richtte hij in de jaren ’70 ook zijn eigen bandje op, Isotope, ook pas opgepoetst door Esoteric, met drie platen in hun discografie en bandleden als bassist Hugh Hopper in zijn gelederen.
“The Dancer” is in elk geval het debuut van Gary Boyle, en het betreft jazzrock die melodieus genoeg is om interessant te zijn voor progliefhebbers. Het toont Boyle’s vingervlugge gitaartechnieken – door AllMusic treffend omschreven als een dwarsdoorsnede van Steve Hackett en John McLaughlin – maar geeft tevens genoeg ruimte voor de grote schare aan bekende en minder bekende, maar toch interessante studiomuzikanten uit die tijd. De opener Cowshed Shuffle is direct een goede indicatie van wat gaat volgen. Onverwacht begint dit nummer met een fabuleuze Mini-Moog-solo van niemand minder dan Rod Argent (The Zombies), al snel uitmondend in een duel tussen Boyle en Argent.
Het titelnummer The Dancer is een compositie van de Britse in Frankrijk wonende Zoë Kronberger, en geeft naast ruimte voor Boyle op gitaar en Kronberger op piano ook ruimte voor een heerlijke bassolo van Steve Shone, met daarnaast de percussiekwaliteiten van Morris Pert en zalig drumwerk van Jeff Soepardie. Ondanks dat de sympathiek overkomende Boyle alle ruimte geeft aan zijn medemuzikanten, blijven zijn supersnelle en toch nergens druk overkomende gitaarcapriolen de voornaamste aandacht opeisen. Man, wat speelt die gozer snel. En zonder je het idee te geven dat hij een voorloper is van Satriani of een Vai.
Lullabye For Sleepy Dormouse laat vervolgens horen dat Boyle ook in een rustigere setting op de akoestische gitaar in staat is tot prachtige, melodieuze, typische Engels-klinkende jazzrock te komen. Het nummer doet me enigszins aan het vroege materiaal van Al DiMeola denken, hoewel Boyle’s gitaarkunsten wel een klasse apart zijn. Het is jammer en misschien ook vreemd, dat een gitarist met zowel talent als hij niet is uitgegroeid tot een klinkende naam.
Het vroegere kant 2 maakt wat minder indruk dan de eerste helft, maar luistert desalniettemin heerlijk weg. Vooral het heel relaxte en zelfs opmerkelijk rustig gespeelde Pendle Mist is interessant genoeg om de cd te blijven koesteren. De plaat sluit overigens af met een cover van het vrij bekende Herbie Hancock-nummer Maiden Voyage. Leuk om te horen is hoe Boyle haast naadloos overschakelt van akoestische naar elektrische gitaar, zonder de sfeer van het nummer te veranderen.
Hoeveel mensen kennis hebben genomen van de muziek van Gary Boyle in de jaren ’70 is mij onbekend. En hoeveel mensen kennis gaan nemen van deze prachtige jazzrock door de voorbeeldige remaster van Esoteric Recordings, vraag ik me ook af. Vijfhonderd? Duizend? Meer zullen het er toch niet zijn, vermoed ik. Wat ik wel weet, is dat de mensen die besluiten deze muziek te leren kennen er voor de rest van hun leven geen spijt van zullen hebben. En ik vermoed dat dit bij de inmiddels de 70 gepasseerde Boyle een glimlach op zijn lippen zal toveren.
Markwin Meeuws