Ik draai deze cd erg graag. Op het ideeënrijke “The Poet And The Priest” regeert namelijk de liefde voor muziek. De Australische multi-instrumentalist Gavin O’Loghlen schreef dit album al in 1987 en nam het twee jaar later op, maar hij kon destijds geen platenmaatschappij vinden die het werkstuk wilde uitgeven. Inmiddels heeft O’Loghlen zijn eigen platenmaatschappij opgericht, Locrian Records. Hierdoor werd in 2007 het bewuste album alsnog uitgebracht. Deze geremasterde uitgave laat 56 minuten hartstochtelijke muziek richting Fish horen.
O’Loghlen weet zonder spectaculaire dingen te doen een fijne pot symfo te creëren die vooral vanwege zijn vele neoprogtrekjes een enorm kind van z’n tijd is met een bouwjaar zo eind jaren tachtig. De muziek is mild van aard en neergezet met sterke melodieën en pakkende thema’s, die ondanks dat het geheel een tikkeltje duister is toch behoorlijk lichtvoetig overkomen. Vaak is er de akoestische gitaar die met z’n gedrevenheid ondersteuning biedt aan dit ontzettend toetsengerichte album. Indertijd was de Prophet-5 erg in trek, zo ook bij O’Loghlen. Daarnaast heeft hij een heel arsenaal symfo-droom-toetsen tot zijn beschikking, waaronder Rhodes, Arp , Mellotron , Hammondorgel , Minimoog en de fantastische Roland strings. Hij bespeelt dat alles bijzonder smaakvol waarbij hij niks op de voorgrond heeft gezet. Nee, alles staat in dienst van het autobiografische concert dat de plaat behelst. In een nostalgievolle sfeer volgen we de levens van twee vrienden in hun adolescentie.
O ‘Loghlen heeft een heleboel te vertellen met een woordkeus die de fans van het oude Marillon zeker zal bevallen. Het album zit tjokvol tekst en alhoewel O’Loghlen maar beperkt is in zijn zangkwaliteiten, weet hij toch redelijk te boeien. Hij zingt namelijk met een fijne expressie waarbij hij zichzelf vaak fluisterend of geheimzinnig dubbelt. Ook laat hij zich in een aantal nummers bijstaan door een of twee gastzangeressen. Zo klinkt The Descent ineens verrassend etnisch als Margaret Smith haar mondje gaat roeren. “The poet And The Priest” telt 17 nummers en gezien het feit dat de plaat nog geen uur duurt, zou dat een flink staaltje knutselprog kunnen betekenen, ware het niet dat O’Loghlen alles perfect gestructureerd heeft. De nummers en met name de overgangen lopen zo gestroomlijnd als het maar kan. De intrinsieke ritmiek is van dien aard dat de gebruikte drumcomputer mij niet eens tegen staat en er wordt wat ‘afgepjoewt’.
Echt hoogtepunten zijn er niet aan te wijzen, maar dat de beste nummers in het begin zitten mag je van mij aannemen. Het ingetogen The Descent vangt met zijn orgelintro het album op een veelbelovende manier aan en als het energieke Railway Nomads met zijn priemende passage Minimoog zich dan voltrekt – evenals het melancholieke Lovers en het donkere Jesters – is de liefde voor dit album al beslecht. Dan gaan beide delen van The Treadmill er in als koek en weet je de rits slotnummers waarschijnlijk ook meer waardering te geven dan dat ze eigenlijk verdienen.
Gavin O’Loghlen mag blij zijn dat zijn album zo lang op zich heeft laten wachten, want met de huidige hang naar retro zal de belangstelling voor zijn creatie nu een stuk groter zijn.
Dick van der Heijde