Een nieuw decennium, een nieuwe uitstraling. Dat moet Genesis gedacht hebben bij het hoesontwerp van “Duke”, Genesis’ tiende studioplaat, uitgekomen op 28 maart 1980. De vrolijke tekeningen van de Fransman Lionel Koechlin geven het plaatwerk in elk geval een frisse en ongedwongen, zelfs een wat kolderieke uitstraling.
Evenals de wat vertwijfeld kijkende Albert op de hoes, is “Duke” een geplaagde plaat. Ruimhartige fans noemen het wel het laatste meesterwerk van de groep, fans van de groep die wat kritischer voor de dag komen, noemen “Duke” het begin van het einde. Vanuit welke spectrum je “Duke” ook beziet, het is in alle opzichten een overgangsplaat. Op deze plaat wordt op passende wijze afscheid genomen van elementen uit het verleden, terwijl ook al duidelijk de elementen aan te wijzen zijn waarop Genesis in de jaren erna (zowel als groep als solo) zal voortborduren.
Dat wil zeker niet zeggen dat het historisch belang van “Duke” groter is dan het werkje zélf. Zeer zeker niet, want los van alle ontwikkelingen binnen en buiten de groep, is het ook gewoon een goede plaat, waarop het driekoppige Genesis zeer zelfbewust, zij het nog enigszins aarzelend, de jaren tachtig binnenstapt. “Duke” bevat feitelijk geen slechte composities. Een paar nummers kunnen we wellicht wat overbodig noemen, een ander stel neemt gelukkig niet veel tijd in beslag. Doch wat veel belangrijker is: “Duke” bevat ook een groot aantal zeer sterke composities.
De meerwaarde van deze plaat zit in de onderlinge samenhang. Zonder dat je kan spreken van een doorlopend verhaal, voelt “Duke” welhaast als een conceptalbum. Het eerste element dat daarvoor zorgt is natuurlijk het terugkerende thema waarmee zowel Behind The Lines begint, alsmede Duke’s End eindigt. Daarnaast kent Duke’s Travels een herhaling van het korte Guide Vocal. Ook Turn It On Again kent thematische kenmerken met al deze nummers en tenslotte lopen Behind The Lines, Duchess, Guide Vocal en Man Of Our Times naadloos in elkaar over.
Ik heb altijd sterk het vermoeden gehad dat het hele verhaal rondom de vermeende Duke-suite een achteraf verzonnen verhaal is, om de fans te foppen. Ik weet dat de desbetreffende suite (Behind The Lines, Duchess, Guide Vocal, Turn It On Again, Duke’s Travels en Duke’s End) ook meerdere keren is uitgevoerd, maar ik geloof nooit dat men werkelijk overwogen heeft deze volgorde ook daadwerkelijk aan te houden. Nu vind ik het leuk om van lezers een bronnenrepliek te krijgen om de ‘Duke-suite’ historisch te verantwoorden, maar feitelijk interesseert het me niet of ik gelijk heb. Ik ben blij dat ze het niet gedaan hebben. De betreffende nummers, met hun thematische sterk verbonden materiaal, zijn zonder enige twijfel de sterkste composities van de plaat. Het zijn (met uitzondering van Guide Vocal) ook allemaal groepscomposities.
Dus naast deze ‘Duke-suite’ blijven nog zes composities over, twee geschreven door Banks, twee door Rutherford en – zowaar – twee geschreven door Collins.
Tony Banks levert ons Heathaze, een mooie compositie dat evenwel ook zó op “And Then There Were Three” had gekund. Hij onderscheidt zich iets meer met Cul-De-Sac, maar ook dit is een nummer dat – alhoewel goed – toch niet bijzonder veel indruk achterlaat. De meeste indruk maakt Banks nog wel tekstueel met het aangrijpende Guide Vocal, dat verhaalt over God, die de aarde na de schepping min of meer in de steek laat. Deze tekst, wordt zoals geschreven, herhaald in Duke’s Travels, alwaar de toetsensolo van Banks zeer veel indruk maakt.
Mike Rutherford, die getuige de weinige gitaarsolo’s op de plaat nog steeds moet wennen aan zijn dubbelrol, geeft ons met Alone Tonight een welhaast letterlijke kopie van Snowblind van de vorige plaat, een nummer waar ik ook al niet dol op ben. Daarmee is wat mij betreft Alone Tonight verreweg de zwakste compositie van de plaat. Hij revancheert zich echter enorm sterk in Man Of Our Times, een nummer dat wat mij betreft tot klassieker verheven mag worden. Het nummer heeft de echo van Back In N.Y.C. en kent een listig drumritme en prachtig naar Verweggistan gemixte zang van Collins.
Phil Collins tenslotte kwijt zijn taak met een vlot, maar leuk popliedje (Misunderstanding) en een qua tekst zeer aangrijpende ballade (Please Don’t Ask). Beide nummers lijken niet op wat Collins in zijn solocarrière zal gaan doen de jaren erna, maar erg belangrijk is het percussiestukje tussen Behind The Lines en Duchess. De embryo van de kenmerkende drumsound die Collins in de jaren erop zal ontwikkelen ligt dáár. Later zal hij dat perfectioneren, via eerst de derde plaat van ex-collega Peter Gabriel, tot In The Air Tonight, de single die december hetzelfde jaar, de Genesis-grondvesten zal doen schudden.
“Duke” werd de eerste plaat van Genesis die in Engeland de top van de hitlijsten bereikte. Ondanks deze mijlpaal voor de groep, wrong de schoen zich op meerdere plaatsen. Genesis zou in de volgende jaren blijven zoeken naar nieuwe wegen ter vernieuwing, om de situatie zoals in Duchess geschetst proberen te vermijden. De hippe strakheid van “Abacab” staat al voor de deur. “Duke” moge dan voor Genesis het afscheid van de jaren zeventig zijn, het is voor veel Genesis-fans van het eerste uur tevens het afscheid van Genesis zélf.
Markwin Meeuws