Toen de achtjarige Henry Hamilton-Smythe Junior samen met negenjarige Cynthia Jane De Blaise-William croquet speelde, hief de laatstgenoemde glimlachend haar bat hoog in de lucht en ontdeed ze gracieus Henry van zijn hoofd. Twee weken later ontdekte Cynthia Jane in Henry’s kinderkamer zijn dierbare muziekdoos. Gretig opende ze de doos en terwijl deze Old King Cole begon te spelen verscheen er een kleine geest. Henry was teruggekomen – maar niet voor lang, want terwijl hij in de kamer stond verouderde zijn lichaam met hoge snelheid, zijn kinderbrein achterlatend. Een eeuwig romantisch verlangen ging door hem heen. Helaas had zijn inspanning Cynthia Jane ertoe te bewegen deze hartstocht te beantwoorden tot gevolg dat het kindermeisje naar de kinderkamer kwam om te kijken wat het geluid was. Instinctief smeet de nanny het muziekdoosje naar het bebaarde kind, waarmee ze beide vernietigde…
Deze wonderbaarlijke verhandeling rond Henry Hamilton-Smythe en Cynthia Jane De Blaise-William wordt door illustrator Paul Whitehead geportretteerd op de surrealistische albumhoes van het derde album van Genesis. Genoemd naar het eigenaardige incident in de kinderkamer verschijnt “Nursery Cryme” in november 1971 in de platenzaken. Deze plaat wordt algemeen beschouwd als één van de legendarische albums uit wat veel progressieve rockliefhebbers (waaronder ondergetekende) als de ‘gouden periode’ van de band bestempelen.
Op dit nieuwe album ondergaat Genesis andermaal een bezettingswisseling, want de groep schuift vastberaden drummer John Mayhew ten faveure van Phil Collins aan de kant. Dit is nochtans niet de enige en meest relevante mutatie in Genesis’ personeelsbestand. Gezien zijn enorme podiumangst besluit namelijk ook gitarist Anthony Phillips om, in tegenstelling tot Mayhew, geheel vrijwillig op te stappen. Ondanks dat de band en fans zijn beslissing uitermate betreuren, wordt diens positie al snel ingenomen door Steve Hackett. Daarmee is dit werk het allereerste muzikale voortbrengsel van wat wereldwijd als de meest legendarische bezetting van de band beschouwd wordt.
Het is boven alle twijfel verheven dat Genesis door de komst van de twee nieuwelingen waarlijk een openbaring is geworden. Met Phil Collins halen Tony Banks, Peter Gabriel en Mike Rutherford namelijk eindelijk die werelddrummer van formaat in huis waar het drietal al die tijd naar op zoek is. Evenzo mogen ze met het aantrekken van Steve Hackett beslist in hun handen knijpen, want die voegt voornamelijk met zijn baanbrekende gitaarwerk een geheel nieuwe dimensie aan de muziek toe. Mede door hun komst is de band dan ook redelijk eenvoudig in staat om een meer dan waardige opvolger van het toch al niet misselijke “Trespass” in het leven te roepen.
“Nursery Cryme” bestaat uit zeven stukken, variërend van nog geen twee tot ruim tien minuten, die tezamen nog geen veertig minuten klokken. Ofschoon deze duidelijk op hun pastorale voorloper voortborduren, laat dit album onmiskenbaar een agressiever en feller geluid horen. Eigenlijk laveert de muziek haast voortdurend heen en weer tussen een geraffineerde, bijna Victoriaanse beminnelijkheid en een indrukwekkende, imperialistische gewelddadigheid, waarbij hier en daar ook de charmante folkinslag van “Trespass” zich duidelijk laat groeten. Ondanks dat de sprong voorwaarts tussen dit album en zijn voorganger aanmerkelijk minder monumentaal is dan die tussen “Trespass” en het aan alle kanten rammelende debuut, is het juist vanwege deze (grotere) differentiatie dat “Nursery Cryme” met speels gemak “Trespass” weet te overklassen.
Bovendien worden de muziekstukken mede dankzij de twee debutanten over het algemeen ietwat doordachter en energieker tot uiting gebracht. Verder zijn de bandleden ondertussen ook muzikaal gegroeid, zodat de arrangementen niet alleen solider en complexer in elkaar zitten, maar ook nog eens avontuurlijker en spannender klinken. Zelfs de vermaledijde productie van John Anthony is er in vergelijking met zijn werk op “Trespass” enigszins op vooruitgegaan. Ondanks dat zijn productie soms best aardig bij het materiaal past, blijf ik het toch onbegrijpelijk vinden dat iemand met een dergelijke doffe en zelfs chaotische productie op zijn geweten ook door Van Der Graaf Generator gevraagd wordt. Gelukkig heeft Genesis het morele besef tegenover zijn fans om geen gebruik van zijn diensten meer te maken.
Ik heb de teksten van Genesis altijd buitengewoon fantasievol en kostelijk excentrisch gevonden en gelukkig vormen de epische, geanimeerde composities van “Nursery Cryme” hier geen uitzondering op. Het is echter allerminst in alle opzichten een vrolijke plaat, want de band verhaalt onder meer over moord, incest, verkrachting, bloeddorstige en vleesetende planten, wereldondergang, corruptie, zelfmoord, nymfomanen en hermafrodieten. Daar het kwintet humor – en dan met name de macabere variant ervan – bijzonder hoog in het vaandel heeft staan, lijken deze vertellingen echter vaak op sinistere sprookjes. Het zijn fantasierijke fabeltjes die zeker een glimlach teweeg zullen brengen bij liefhebbers van deze op-en-top Engelse geestigheid.
Omdat het album diverse elementen uit “Trespass” extraheert, maar tevens nieuwe componenten in de muziek verwerkt, die een voorbode zijn voor het geluid op de latere platen, wil ik “Nursery Cryme” wel eens oneerbiedig betitelen als een overgangsplaat. Desalniettemin is het album een geduchte kandidaat om de titel van mijn meest favoriete Genesis-plaat aller tijden. De plaat weet immers een brug te slaan tussen het pastorale “Trespass” en het volgroeide “Selling England By The Pound“. De manier waarop Genesis dat op “Nursery Cryme” weet te bewerkstelligen is in mijn ogen uniek, want het kwintet klinkt enkel op deze plaat onbevangen, brutaal en doeltreffend tegelijk.
Voor mij persoonlijk behoort “Nursery Cryme” dan ook samen met “Foxtrot” en het reeds genoemde “Selling England By The Pound” zonder enige twijfel tot het allerbeste wat Genesis met Peter Gabriel produceert. Het is dan ook een onvoorwaardelijke aanrader voor eenieder die progressieve, ietwat theatrale rock een warm hart toedraagt.
Frans Schmidt