Wat een bende!
Als de Genesis-documentaire ‘Together And Apart’ mij één ding heeft geleerd, is dat de vijf heren van de ‘klassieke’ formatie niet zulke goeie vrienden zijn als de media ons vaak doen geloven. Tony en Peter slaan elkaar het liefst nog steeds de hersenen in, Mike lijkt het leven in het algemeen niet zo heel leuk te vinden, laat staan zijn eigen verrichtingen en Steve werd al nooit serieus genomen, en anno 2014 nog steeds niet. En Phil voelt zich na 41 jaar nog steeds de ‘new guy’. Zoals altijd bij oude mannen, lijken de onderlinge spanningen naarmate de jaren vorderen alleen maar scherper te worden, dus ik stel voor: geen reünies meer, alsjeblieft. Zelfs niet meer samen op de foto. Niet meer doen!
In het kielzog van deze documentaire verscheen ook de verzamelaar “R-Kive”, dat al net zulke excentrieke trekjes vertoont. Want deze verzamelaar poogt werkelijk alles te zijn. Een carrièreoverzicht, een ‘best of’, een ontdekkingsreis, een ‘greatest hits’, een overzicht van de soloverrichtingen, noem het maar. Het gevolg is natuurlijk dat het daarmee vooral dit alles niet is. Het is eigenlijk ook te triest voor woorden. In een tijd dat Pink Floyd grote luxe boxen uitbrengt rondom één album en Yes, King Crimson en Jethro Tull nota bene Steven Wilson inhuren om hun werken op te poetsen en opnieuw onder de aandacht te brengen, komt de Genesis-fan er maar karig vanaf met deze ratjetoe aan albumtracks, solotracks en een handjevol hits.
Toch is het niet louter ellende wat deze verzamelaar ons brengt. Om te beginnen is het idee om de solotracks naast de materiaal van Genesis te leggen op zijn minst sympathiek. Ieder – zelfs Steve Hackett – krijgt eerlijk drie tracks, wat voor Mike Rutherford drie Mike & the Mechanics-tracks betekent, en Tony Banks mag de plaat afsluiten met zijn klassieke bijdrage Siren.
De eerste cd is uiteraard voor lezers van deze site het meest interessant. Het schijfje opent voortvarend met The Knife, de complete versie van The Musical Box en Supper’s Ready – hoewel een klassieker – is voor het eerst op een Genesis-verzamelaar te vinden. Daarna volgt The Cinema Show (zonder Aisle Of Plenty) en maar liefst drie liedjes van “The Lamb Lies Down On Broadway”. Firth Of Fifth ontbreekt. Cd 1 sluit af met de eerste solotrack, namelijk van Steve Hackett, de openingstrack van “Voyage Of The Acolyte” uit 1975.
De tweede cd opent ook voortvarend met twee klassiekers, Ripples en Afterglow, maar krijgt daarna een deuk doordat de richting langzaam verschuift naar de hits, of tracks die gemakkelijk een grote hit hadden kunnen zijn (zoals Peter Gabriel’s Biko, of Steve Hackett’s Every Day). Maar laten we wel wezen, slechte nummers staan er niet op deze tweede cd. Zelfs Easy Lover (van Phil Collins, met Philip Bailey) is eigenlijk best een goed nummer.
De derde cd kent ook veel hits, maar ook wat gedurfde keuzes, zoals Signal To Noise van Peter Gabriel, en de complete uitvoering (niet die lelijke single-edit) van Tonight, Tonight, Tonight. Banks brengt ons het slappe Red Day On Blue Street. Ik was voor An Island In The Darkness gegaan, maar die duurt 17 minuten. Ray Wilson krijgt zelfs nog wat credit voor Calling All Stations. En ook Steve’s keuze voor Nomads is bewonderenswaardig. Zijn drie tracks benadrukken alle drie zijn gitaarkunsten, en dat is – zeker gezien het gemis van Firth Of Fifth – zeer slim.
En daar moeten we het mee doen. Nee, er is geen luxueuze 6 en 15 cd-uitgave. Met deze 3 cd’s, toch goed voor bijna vier uur muziek, moet je het doen. Ach, dat is ook weer geen straf. En die lachende gezichten van het vijftal doet ook goed. Wat een gezelligheid. En wat een ongelooflijke bende.
Markwin Meeuws