Peter Gabriel is altijd al een enigszins enigmatisch ventje geweest. Door de jaren heen leerde hij zich bij Genesis vooral kennen door de pastorale hyper-Engelse thematiek die hij verwerkte in de nummers, niet onregelmatig gepaard met een sneer naar bepaalde aspecten van de Engelse volksgeest. Op theatrale wijze zong de heer Gabriel epische nummers over bende-oorlogen, grasmaai-tuinhulpjes, elitaire croquet-spelende jeugd en zo nog een en ander. Haast zonder uitzondering werd dit materiaal gekenmerkt door de geaffecteerde manier waarop het gebracht werd: veel nummers neigen qua truttigheid naar, bijvoorbeeld, bloemetjesbehang, Buckingham Palace of lavendel-potpourri, om maar eens een indruk te wekken. In 1974 echter verscheen het album dat Gabriel’s laatste studiobijdrage aan het oeuvre van Genesis bevatte: het ambitieuze conceptdubbelalbum “The Lamb Lies Down On Broadway”.
Dit album, waarvan de ontstaansgeschiedenis reeds ontelbare malen uitgebreid besproken is, vertelt het verhaal van de (gedeeltelijk) Puertoricaanse Rael die in New York doldrieste avonturen meemaakt die door de band op bijzonder… krankzinnige… wijze vertolkt worden. Peter Gabriel, die ten tijde van dit album druk bezig was met papa spelen en derhalve zijn energie elders besteedde, droeg aan de composities op dit album slechts de teksten bij, terwijl de muziek door de overige heren van de band geschreven werd. Klaarblijkelijk hadden de gebroken nachten niet bepaald een positief effect op de gemoedstoestand van de heer Gabriel, want in tegenstelling tot de voorgaande albums is de teneur van “The Lamb” overwegend melancholisch. In een authentieke modernistische en regelmatig postmodernistische concatenatie (aaneenschakeling, red.) van moderne thematiek etaleert de band de lotgevallen van Rael, die zijn ontvoerde broer John moet redden uit een breed scala aan surrealistische omstandigheden. Dit concept culmineerde in een ietwat té extravagante conceptshow, waarbij de muziek bij tijd en wijle niet uit de verf kon komen door de groteske creaties die het podium en het lichaam van Peter Gabriel (ont)sierden. Deze show is recentelijk nog nieuw leven ingeblazen door het Canadese gezelschap The Musical Box, dat op een schaal van 1:1 de show trachtte te recreëren en met deze carbonafdruk menig theater aandeed.
Aangezien wij ons op deze site toch voornamelijk richten op de muzikale productie van een band en achterliggende filosofieën, concepten, slippermankostuums en wat dies nog meer zij begrijpelijkerwijze een ondergeschikte rol toekennen, zal ik in deze recensie niet verder in detail treden wat betreft de avonturen van Rael of diens geestelijke vader’s showexcessen.
Welnu. Zoals reeds gezegd wordt “The Lamb Lies Down On Broadway” ten opzichte van het voorgaande materiaal van de band gekenmerkt door een minder frivole atmosfeer. Dit is niet alleen te danken aan de thematiek, dit album is niet de eerste keer dat Genesis zich te buiten ging aan hoogdravende concepten (zo is bijvoorbeeld Supper’s Ready van “Foxtrot” een grotesk epos dat op absurdistisch-surrealistische wijze het eeuwigdurende conflict tussen goed en kwaad in het voetlicht plaatst), dit is bovenal het effect van het wat experimentelere karakter van de muziek: soms minder symfonisch, soms op het hysterische af en her en der voorzien van rechtuit psychedelische stukken, geluidscollages en instrumentenmisbruik, zoals in The Waiting Room. Desondanks is het album vrijwel continu typisch Genesis maar in contrast met voorganger “Selling England By The Pound“, dat bovenal erg pastoraal en soms zelfs kleinburgerlijk klinkt, komt “The Lamb” over als een uiterst duistere plaat. Desalniettemin cultiveert “The Lamb” wel een aanstal aspecten die op “Selling England” geïntroduceerd werden: zo kent “The Lamb” een aanzienlijk aantal nummers die, wanneer ze uit de context gelicht worden, prima kunnen functioneren als uiterst toegankelijke zelfstandige popliedjes, zoals More Fool Me en I Know What I Like (In Your Wardrobe) van Dat Andere Genesis-Album Met Die Hele Lange Titel ook zijn. “The Lamb” biedt de luisteraar een aanzienlijk scala aan dergelijke nummers met, onder meer, Cuckoo Cocoon, Counting Out Time, Lilywhite Lilith en het concluderende nummer, het up-tempo it.. Hoewel deze diversiteit binnen het album wel een interessant overzicht geeft van de vaardigheden en de potenties van de band Genesis, doet het af en toe fragmentarische karakter van de muziek wel afbreuk aan de coherentie, hoewel dit ook gezien kan worden als versterking van de strekking van het concept.
De meest in het gehoor springende rol wordt, naast Peter Gabriel, ingenomen door Tony Banks, die dit album voorziet van fenomenale hoeveelheden toetsenspel, waarbij vooral de piano een ware heldenrol toebedeeld krijgt. Daarnaast wordt de Mellotron, hoewel redelijk beperkt ingezet, op dusdanig effectieve wijze gebruikt dat kippenvelmomenten legio zijn, zoals in bijvoorbeeld Fly On A Windshield. Daarnaast speelt ook Steve Hackett, ondanks dat de gitaar slechts zelden op de voorgrond mag treden, zeer overtuigend, waarbij zijn licht melancholische akoestische gitaarspel met zijn elektrische gitaarspel wedijvert om de ereplaats. Zo is bijvoorbeeld Anyway een prachtig voorbeeld van een nummer waar de band laveert tussen verschillende sferen om vervolgens na een uitermate dreigend pianostukje los te barsten in een parakletische (vertroostende, red.) gitaarsolo van Hackett. Dat Phil Collins een bovengemiddeld goede drummer is mag geen geheim heten en ook met “The Lamb” geeft hij weer een uiterst representatief visitekaartje af van zijn virtuositeit. The Grand Parade Of Lifeless Packaging is een prima voorbeeld van zijn kunnen en bovendien van de hoeveelheid percussiespeeltjes die hij erop nahoudt. Tenslotte geeft Michael Rutherford de finishing touch met zijn donkere baslijnen die goed in het gehoor liggen en regelmatig voorin in de muziek gemixt liggen.
Niet alleen qua geluid is “The Lamb” afwijkend van de oudere Genesis-albums, ook qua cover koos de band voor een nieuwe invalshoek. In plaats van te opteren voor een geschilderde hoes contracteerde de band voor “The Lamb” Hipgnosis, befaamd van, inderdaad, Pink Floyd. Het uiterst geslaagde resultaat was een hoes waarop een drietal zwart-wit foto’s de grenzen tussen kunst en werkelijkheid verkent (een typisch postmodernistisch thema, maar dat terzijde). De sfeer van de foto’s sluit naadloos aan op de teneur van het album zelf en zo werd het geheel keurig afgerond.
Een tijdloze klassieker, een briljant album… Hoewel deze beide clichés zonder meer van toepassing zijn op “The Lamb Lies Down On Broadway” is het album geenszins perfect. Hoewel de band, ten opzichte van zichzelf, nieuwe standaarden van instrumentbeheersing en compositorisch talent bereikte, is het album bij tijd en wijle ietwat te langdradig en dusdanig gevarieerd dat de coherentie in gevaar gebracht wordt. Bovendien is de plaat vanwege zijn lengte en inhoud veelal te zwaar om in één keer uit te zitten. Desondanks is “The Lamb Lies Down On Broadway” één van die platen die eenieder die zichzelf liefhebber van progressieve rock durft te noemen in de collectie hoort te hebben.
Christopher Cusack