“Trespass” was de kroniek van een aangekondigde openbaring. Zelden is een debuut zo veelbetekenend geweest als de eersteling van Genesis (“From Genesis To Revelation“), niet zozeer in muzikaal opzicht dan wel in de boodschap die de titel meedroeg. De gouden jaren zeventig konden zich geen beter begin inbeelden dan met de feitelijke lancering van de groep, die voor velen (mezelf inbegrepen) als het ‘nec plus ultra’ van het symfonische rockgenre beschouwd wordt. Het is des te verbazender dat de jonkies van Genesis amper achttien lentes telden toen ze zich ontdeden van het juk van producer en regelneef Jonathan King en gedecideerd aan hun eigen carrière begonnen te bouwen. Tony Stratton-Smith, platenbaas van het legendarische Charisma-label, was de juiste man op de juiste plaats en vooral: in de juiste tijd. De man, die naar eigen zeggen ogen en oren tekort kwam toen hij Genesis voor het eerst aan het werk zag, wist diezelfde avond nog de groep te contracteren.
“Trespass” was de voorbode van een artistiek én commercieel voorspoedig decennium voor het piepjonge Genesis. De popdeuntjes van de jaren zestig moesten wijken voor langere, meer complexe en fraai gearrangeerde composities die niet geheel gespeend waren van een theatrale omkadering, die overigens door latere live optredens extra geaccentueerd zou worden.
“Trespass” is ongetwijfeld het meest pastorale album dat Genesis ooit gemaakt heeft. De algemene teneur op het album is er één van dromerige mildheid, een zachtmoedige doch zelfbewuste ontbolstering van eigen kunnen. Een album dat vanuit muzikaal perspectief het nauwste aansluit bij de latere output van gitarist Anthony Phillips. Pas wanneer Steve Hackett zijn intrede doet, krijgt de muziek van Genesis de broodnodige power mee, een dynamiek die vanaf het vervolgalbum (“Nursery Crime”) steeds nadrukkelijker in het songmateriaal voelbaar is. Maar goed, eind jaren zestig en begin jaren zeventig zijn muzikanten vooral bezig met het betreden van ongeplaveide paden en het verkennen van nieuwe horizonten en dat is met name op “Trespass” duidelijk hoorbaar. De stijlbreuk met het popgetinte debuut vindt in Looking For Someone een ideale ‘partner in crime’: meer dan zeven minuten lang leveren de youngsters een ferm staaltje van artistieke en muzikale hoogbegaafdheid af. De song staat bol van passages die model kunnen staan voor het verdere verloop van hun verdere carrière: lyriek, dramatiek, sublieme melodielijnen, uiterst geraffineerde arrangementen… het is maar een kleine greep uit het dan al indrukwekkende arsenaal van de band, op dat moment nog het meest verpersoonlijkt door het klassieke doch ronduit verbluffende toetsenspel van Tony Banks.
Qua dynamiek en kracht moeten de puntjes nog op de ‘i’ gezet worden, maar op Looking For Someone en vooral op The Knife maakt de groep duidelijk dat het enkel een kwestie van tijd zal blijken. White Mountain is nog steeds mijn favoriete song van “Trespass”. Het oorstrelende, lyrische karakter van het nummer wordt subtiel in kaart gebracht door het prachtige akoestische duet van Phillips en Rutherford. Vooral het alterneren van de bijna teder klinkende strofes en de gejaagdheid die door het refrein giert – en dit zonder aan de eenheid van de song te tornen – maken indruk. Diezelfde geslaagde evenwichtsoefening vind je ook terug op Visions Of Angels en Stagnation, twee relatief lang uitgesponnen composities die structuurmatig gezien blijk geven van inventiviteit en een hoge dosis aan maturiteit. Dusk sluit misschien nog het best aan bij het debuut en is niet meer of minder dan een pareltje van akoestische symfo. Helemaal anders dan het snokkende, bonkige The Knife dat al van bij aanvang tot één van de publiekslievelingen zou uitgroeien. Gefnuikt door een povere productie, dat wel, maar ondanks die handicap een meesterlijk nummer, waarin Gabriel zijn expressieve manier van zingen voor het eerst extra in de verf zet.
“Trespass” luidt een succesvolle periode in voor de band, hoewel zich dat pas in 1971 ook in commerciële termen zal vertalen. Italië en zowaar België zijn de eerste landen waar Genesis echt doorbreekt, al zullen drummer John Mayhew en gitarist Anthony Phillips niet van dat succes mogen proeven. De matig getalenteerde Mayhew zal zijn drumsticks overlaten aan Phil Collins, terwijl Phillips zijn podiumangst niet onder ogen zal hoeven te zien. Zijn vervanger wordt Steve Hackett en meteen neemt de meest succesvolle line-up van de band vaste contouren aan.
Piet Michem