Uit de Belgische muziekwereld is er na het ter ziele gaan van Now niet meer veel vernomen op het progressieve / symfonische vlak. De enige uitzondering is het laatste album van Present, hoewel je deze door het internationale karakter van de band (Amerika, België, Israël) ook niet meer echt een Belgische band pur sang kunt noemen.
Globalys poogt met dit album daar in verandering te brengen. En ik denk dat we als progliefhebber maar wat blij mogen zijn met deze “nieuwe” band. Al een aantal jaren actief als cover-act presenteren de heren op dit schijfje een viertal nummers dat duidelijk laat horen waar Abraham de mosterd haalt: de Britse prog uit de midden jaren ’70. Maar dan wel een mosterd die gelukkig eens een keer niet is opgebouwd uit de standaard ingrediënten maar gekenmerkt wordt door een flink deel Canterbury, en dan met name de meer toegankelijkere variant op deze stroming: Caravan en Hatfield And The North. Om het geheel uiteindelijk helemaal op smaak te brengen heeft men er nog een druppeltje Genesissaus aan toegevoegd.
De opener Keep The Time is van dit alles een treffend voorbeeld. Het lichtvoetige karakter waarop gespeeld wordt is kenmerkend voor het hele album en laat horen dat we hier te maken hebben met een stel ervaren muzikanten. In het middenstuk treedt een toetsensolo voor het voetlicht waarvan zowel het geluid als de stijl duidelijk geënt moet zijn op het spel van Dave Stewart (o.a. National Health en Hatfield And The North), zoals hij dat liet horen in de jazzrockband Bruford.
In de inleiding van Eagle & Bacon zit een passage die me bij vlagen sterk doet denken aan iets soortgelijks op het enige studioalbum van de Italiaanse jaren ’70 band Locanda Delle Fate. Maar het zijn de zweverige passages in dit stuk die de gedachte aan The Underground Railroad oproepen. Iets wat nog weer eens versterkt word door het geluid van zowel de toetsen als de gitaar in dit stuk. En Globalys weet net als The Underground Railroad een schitterende onderhuidse spanning te creëren.
Het is natuurlijk niet allemaal rozengeur en maneschijn op dit album. Het is met name de zang van Olivier Van Den Borne waar ik niet zo gecharmeerd van ben. Ergens doet hij mij denken aan Jim Diamond (wie herinnert zich PhD’s I Won’t Let You Down niet?), maar dan jammer genoeg zonder zijn mooie body en soulvolle voordracht. Komt er ook nog eens bij dat de teksten zo goed als onverstaanbaar zijn. Gelukkig maken zang en teksten niet echt een substantieel deel van het geheel. Jammer is het natuurlijk wel. Het biedt echter nog wel ruimte voor vooruitgang.
En wat dat kan opleveren is bijvoorbeeld goed te horen in het instrumentale Meeting. Dit is heerlijke speelse symfo met een licht jazzy ondertoontje. In het eerste deel is er ruimte voor het mooie gitaarwerk van Philippe Cerata, het tweede gedeelte wordt gedomineerd door een lekkere orgel- en elektrische pianosolo.
Het afsluitende This Mind Is Mine kent ook al weer zo’n typische Underground Railroad-achtige opening, waarna we wederom in Canterbury-land terecht komen. Wat mij bij iedere luisterbeurt opvalt is de uitgekiende manier waarop de composities zijn opgebouwd. Alles klinkt vanzelfsprekend en ongeforceerd. Hier is geen sprake van vergezochte overgangen of het bekende “deze-stukken-aan-elkaar-plakken-en-we-hebben-we-vanzelf -een-lang-nummer” -syndroom.
Globalys noemt dit album een demo, ik durf echter gerust te stellen dat dit schijfje menig eigen beheer uitgave in productiekwaliteit overstijgt. Afgezien dus van het kleine minpuntje op zanggebied kan ik zeggen dat Globalys de ontdekking van de Benelux is van de afgelopen jaren en dat we deze ontdekking moeten koesteren. Een waar groeidiamantje!
Christian Bekhuis