Soms gebeurt het dat wij een nieuwe groep en/of een album missen. Zelfs na 23 jaar zitten er nog mazen in ons netwerk. De Engelse groep Grace and Fire slipte door een van deze mazen. Maar uiteindelijk vingen we hem.
Grace and Fire ontstond in 2019 door de samenwerking van zanger André Saint en gitarist Aaron Gidney. Beiden maakten deel uit van de progressieve hardrockband Shadow of Acolyte. Met Tim Ashton (voormalig Galahad) op basgitaar en Graham Brown (Paradox Twin, Cairo) op drums was de bezetting compleet. In krap twee jaar componeerde het kwartet tien nummers voor het album “Elysium”, dat een geluid laat horen dat globaal hangt tussen (stevige) progressieve rock, AOR en melodieuze rock. Voor een verdere beeldvorming noem ik refererende groepen als Cairo, The Paradox Twin, Threshold, Galahad, Red Bazar en Tiger Moth Tales.
Het album wordt opgeleukt met gastoptredens van Derek Sherinian (wie kent hem niet), alsmede de zangers Göran Edman en Mark Boals. Tel daarbij op dat het album is opgenomen in de Thin Ice Studio van Karl Groom, die ook de productie voor zijn rekening nam, en het mag bij voorbaat duidelijk zijn dat er een heel knap album ligt. De Threshold-gitarist heeft immers een uitstekende staat van dienst op productioneel gebied, wat op dit schijfje goed te horen is.
Tot zover de inleidende beschietingen in 216 woorden, over naar het echte werk.
De catchy Overture is breed uitgesponnen en symfonisch zoals dat bedoeld is. Mijn advies: draai de volumeknop op tien. Titelnummer Elysium is een melodieuze rocker die start met stevige gitaarriffs en een rappe toetsensolo van Gary Marsh. Wanneer de prettig in het gehoor liggende zang van Saint begint, zakt het tempo in. Een dergelijke overgang komen we vaker tegen. In de kleine zes minuten worden tal van open deuren ingetrapt, maar zorgen de variatie en een puike gitaarsolo voor genoeg oorstrelende momenten.
Breathing Murder begint met donkere en dreigende zang, maar slaat rap om in een melodieue rocker pur sang. Men blijft ook ver weg van complexe maat- en tempowisselingen. Saint zoekt met forse uithalen de grenzen van zijn vocale mogelijkheden op zonder daar overheen te gaan. Halverwege zit een lang instrumentaal intermezzo waar Gidney en Sherinian compleet uit hun dak gaan met een zalig duel op gitaar en toetsen.
Een andere gast maakt zijn opwachting in Paradise Lost. Het is niemand minder dan de ervaren zanger Göran Edman. Het is een harmonieus nummer waarop flink gas wordt teruggenomen, waardoor het karakteristieke stemgeluid van Edman goed naar voren komt. Chains Of Sanity pakt de stevige en melodieuze, naar hardrock neigende draad weer op. Opvallend is de heldere en hoge zang van Saint, die zich naadloos aanpast aan de tempo- en maatwisselingen. Hoogtepunt is de lange en zeer proggy instrumentale outro. Met Sea Of Dreams kom je in een compleet andere sfeer, die vanwege het fluitspel van Zachariah Gidney bijna new age-achtig aandoet. Het contrast met het voorgaande is behoorlijk groot. Korte elektrische en akoestische gitaarsolo’s en de krachtige zang zorgen voor een draai naar een melodieuze powerballad van klasse.
De dreigende en langzaam aanzwellende intro van A Warrior’s Tale zijn de opmaat voor een stevige rocksong die aanvankelijk doet denken aan Threshold. Gastzanger Mark Boals (Ring of Fire, Dokken) zorgt met zijn zang voor een hardrock accent. Halverwege vormt een loepzuivere en vlotte toetsensolo de overgang naar een stuk met gesproken tekst en een vervolg wat doet denken aan de gelikte melodieuze hardrock van Europe. Eyes Of The Seer gaat ruim zes minuten op dezelfde voet verder met Saint hier weer als leadvocalist. Hij is een prima zanger, maar het verschil met Boals is hier duidelijk hoorbaar.
Zoals vaak wordt het lekkerste voor het laatst bewaard, in dit geval met het uit twee delen bestaande The Great Divide, met een speelduur van ruim tien minuten. Het eerste deel is niets meer en niets minder dan een slepende gitaarsolo die doet denken aan David Gilmour. De epische intro van deel twee is breed uitgesponnen, waardoor ik er eens goed voor ga zitten. Geen slecht plan, want de volgende acht minuten zijn de meest proggy van het hele album. Vocale stukken worden afgewisseld met hoogstandjes op toetsen van Marsh en zalige gitaarpartijen van Gidney. De laatste vertoont hier ook zijn kunsten op Chapman Stick. Tot nu toe onderbelicht, maar wel degelijk van grote waarde is multifunctionele drummer Graham Brown.
Met terugwerkende kracht is Grace and Fire voor mij de revelatie van het jaar 2021. Ten tijde van het schrijven van deze recensie werkt men aan een opvolger, die in 2025 moet verschijnen. Deze groep en dit album zijn een absolute aanrader voor de liefhebbers van melodieuze (prog)rock met een AOR-twist.