In 2017 kwam dan eindelijk de langverwachte autobiografie van zanger / bassist / componist / producent Greg Lake uit. Helaas te laat voor de hoofdpersoon om zelf nog mee te mogen maken: Gregory Stuart Lake stierf op woensdag 7 december 2016 op de leeftijd van 69 jaar aan kanker, enkele maanden voor de uitgifte van zijn biografie. Ik heb zelf nog een in memoriam mogen schrijven over de man die zo belangrijk is geweest bij de totstandkoming en popularisering van een tweetal legendarische bands: King Crimson en Emerson, Lake And Palmer.
Lake doet op beleefde, typisch Engelse wijze, zijn verhaal. Zoveel mogelijk zonder anderen te beschadigen of shockerend op te treden. Het is het bekende verhaal van een jonge man die volledig in de ban is van muziek en nergens anders geschikt voor lijkt. Gelukkig kan hij met die muziek zijn brood verdienen en meer dan dat, een rol spelen in de muzikale historie. Hij holt merkwaardig genoeg vrij hard door zijn jeugdjaren heen, de gebruikelijke bandjes en de harde leerschool van het toeren krijgen wat meer aandacht. In die zin is er niet veel verschil met andere rockbiografieën. Het wordt pas interessant als de oprichting van King Crimson met zijn goede vriend en mede-gitaarschool leerling Robert Fripp ter sprake komt. En daarna natuurlijk de totstandkoming van ELP, samen met die twee andere iconen. De excessen blijven relatief onbesproken, hoewel we uit andere bronnen (lees: Emerson’s autobiografie ‘Pictures Of An Exhibitionist’) ook een ander beeld van die periode hebben. Er is veel aandacht voor de periode waarin samengewerkt werd met een heus symfonieorkest met alle geldsmijterij die daarbij hoorde, uiteindelijk leidend tot een bijna-faillissement.
Ook de in commercieel opzicht minder succesvolle periode die daarop volgde, de solojaren en de samenwerkingen met anderen komen aan bod. Het zou hem weinig deren, C’est la vie. Het hoofdstuk over de dood van diezelfde Keith Emerson is ontroerend, zo ook het bericht over zijn eigen naderende einde als gevolg van terminale alvleesklierkanker. Ook noemenswaardig is de lofrede van manager en vriend voor het leven Stewart Young, na het overlijden van de hoofdpersoon.
De schrijftrend van Lake is een beetje als de man zelf: vriendelijk, bijna zachtaardig, beschouwend, welbespraakt en altijd beleefd. Of dat ook daadwerkelijke het karakter van de hoofdpersoon is blijft een beetje een raadsel. In reeds genoemde autobiografie van Keith Emerson komt hij als meer zakelijk en gedreven over dan in zijn eigen verhaal, de waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Het verhaal is onderhoudend geschreven en Lake weet de aandacht voor de volle 230 pagina’s vast te houden, zonder wereldschokkend te zijn. Precies zoals de schrijver zelf ook was.