Mooi, maar weinig boeiend, zo zou ik “Opus One”, de debuut-cd van het Canadese Greylevel willen omschrijven. Regelmatig ben ik bij het beluisteren ervan in slaap gesukkeld en dat lijkt me nou niet de bedoeling. Te horen is een soort Timothy Pure ‘Light’ met veel akoestische slaggitaar, piano en melodieuze gitaarlijnen aangevuld met zang, wat overige toetsen en een heuse drumcomputer.
Om een cd goed te kunnen beoordelen beluister ik hem altijd zowel hi-fi als lo-fi. Voor dat laatste gebruik ik m’n cd-wekker zodat ik tevens kan constateren of de cd in kwestie ’s morgens vroeg ook z’n zeggingskracht heeft. Dat “Opus One” me keer op keer liet wegdommelen ligt niet zozeer aan de nummers an sich, die zijn dik in orde, maar aan het totaalplaatje. Alles komt me teveel op hetzelfde neer.
Greylevel’s eerste zaadjes worden in 2001 geplant als toetsenist / gitarist / zanger Derek Barber nummers begint te schrijven en op te nemen om zijn kunde als klassiek pianist te kunnen combineren met zijn liefde voor de prog. Met het toetreden van zijn vrouw Esther als zangeres / toetseniste en zijn vriend Richard Shukin op gitaar groeit Greylevel in de loop der jaren uit van een éénmansband tot een trio. Gedurende 2005 en 2006 wordt het hier te bespreken “Opus One” opgenomen en op een morgen ligt ondergetekende weg te dommelen op de rustige progklanken ervan.
Dat het schijfje dynamiek ontbeert ligt niet alleen aan het gebruik van een drumcomputer… de productie, die in handen was van het echtpaar Barber, laat eigenlijk wel veel te wensen over. Met meer diepte in de opname was hun atmosferische, psychedelische muziek behoorlijk gebaat geweest. De partijen zo zijn prima en hebben met hun expressiviteit een fraai effect op de muziek. Luister wat dat betreft naar de warme klanken van de tongetjespiano in Sojourn of naar de subtiele gitaar in Taken. Het siert Greylevel dat ze muzikaliteit laten prevaleren boven technische fratsen en dat ze de oplossingen altijd in de muziek zoeken en niet verzanden in een hoop doelloos gepiel of vaag gefröbel. De zang is best aardig, tenminste, die van Derek Barber. Hij brengt warmte en melancholie aan in de muziek, maar of het nou zo’n verstandige keuze is geweest zijn vrouw ook mee te laten zingen? Samen klinken ze net te aandoenlijk, nogal lullig zo gezegd.
“Opus One” bevat zes nummers waarvan er twee, Blue Waves en Possessing Nothing, een kwartier klokken. Echt hoogtepunten zou ik ze niet willen noemen daar deze muziek amper uitschieters kent. Het vlotte begin van Possessing Nothing zou hooguit als blikvanger kunnen worden aangemerkt omdat het de sleur van het album enigszins doorbreekt. Ook het stuk met de dreigende synths springt er wat uit. Evenals het sprankelende pianostuk in Blue Waves. Overigens is het afsluitende Rest, zoals de titel al doet vermoeden, een ware dommelaar, een proggy chill-out.
Maar goed, na enige luisterbeurten is “Opus One” me iets meer gaan enerveren. Tot op zekere hoogte natuurlijk. Mijn openingszin staat er niet voor niks. De band is druk in de weer met materiaal voor een eventuele opvolger, materiaal waar alledrie de bandleden bij de composities zijn betrokken. Dat zal absoluut leiden tot meer variatie en afwisseling. Ik heb er wel vertrouwen in.
Dick van der Heijde