Alhoewel ik mezelf wel als een liefhebber van prog metal beschouw, vind ik tegelijkertijd dat er binnen dit subgenre heel veel eenheidsworst uitkomt. Je moet van goeden huize komen om écht boven het maaiveld uit te steken en dit is eigenlijk iets wat maar weinig bands lukt. Gelukkig komt er zo af en toe ook iets uit waar je heel enthousiast over kan zijn. Het nieuwste album van het Britse HeKz is daar een mooi voorbeeld van.
De band combineert prima liedjes met vakkundig spel en een flinke dosis gezonde energie. Al vanaf het eerste nummer is het duidelijk waar dit naar toegaat. Heerlijke gitaarriffs gecombineerd met knetterende solo’s op gitaar én op toetsen. Daarbij is het heef fijn om ook eens een toetsenist in een prog metal band te horen die níet achter een muur van geluid schuilgaat. De ritmesectie is ontzettend strak en als klap op de vuurpijl hebben we hier te maken met een zanger met een geweldig bereik die hier echt een topprestatie levert.
“Invicta” is een album dat de oude Britse heavy metal combineert met de meer moderne prog metal. Een soort huwelijk tussen Iron Maiden en Dream Theater, waar de partners het ontzettend fijn met elkaar hebben. Stadionstampers worden gecombineerd met technische hoogstandjes. Van het eerste is de meezinger For Our Lives een mooi voorbeeld. Het beschikt over een refrein dat de godganse dag in je hoofd blijft hangen. Maar de mannen beschikken over meer dan voldoende techniek om de kritische progfan te plezieren. Pak hiervoor het ruim vijftien minuten durende The Devil’s Coin er maar eens bij; een nummer dat werkelijk bolstaat van de hoogstandjes en tempowisselingen.
De band kent duidelijk zijn pappenheimers als het om de al genoemde invloeden uit de heavy metal gaat. To The Lions is niets minder dan een ode aan Judas Priest waarbij zanger/bassist Matt Young dusdanig hoge noten haalt dat Rob Halford er trots op zou zijn geweest. De man beschikt over een formidabele stem, zowel in de lage als hoge regionen.
Halverwege het album vinden we twee strategisch geplaatste powerballads. Ultimatum en het schitterende Line In The Sand. Vooral dit laatste nummer biedt een welkom moment van relatieve rust op een album wat het toch vooral moet hebben van het betere hak- en breekwerk. Na de ballads wordt er weer stevig gerockt met het up-tempo Trecena, het in het refrein sterk aan Kansas refererende Pariah en het al genoemde uiterst progressieve werkje The Devil’s Coin. Op het euforische slotnummer Victorious wordt uiteindelijk weer wat gas terug genomen.
Ook het artwork is uitstekend verzorgd en beschikt naast de fraaie afbeeldingen over wat leuke dingetjes. Zo staat er per nummer vermeld wie welke solo speelt, toch handig met twee gitaristen en een toetsenist in de band. Zoiets kun je toch wel als een leuke attentie richting de luisteraar beschouwen.
Er valt eigenlijk helemaal niets vervelends op te merken over dit schijfje of het moet het geluid van de snare drum zijn dat wat hard in de mix staat. Maar dit doet helemaal niets af aan het luisterplezier dat onlosmakelijk bij dit album hoort. Hier zijn vijf klasbakken aan het werk die niets minder dan een formidabele prog metal hebben afgeleverd. Om maar eens met een cliché te eindigen; dit is gewoon jaarlijstmateriaal.
Ralph Uffing