Heliopolis is een nieuwe progband uit Los Angeles, bestaande uit ‘oude rotten’ uit bands als Mars Hollow, Ten Jinn, Gabble Ratchet (Genesis-tribute) en Rocket Scientists. Zie hier de parallel met de naam van de band. Heliopolis was de Griekse naam voor een belangrijke stad in het oude Egypte, door de Egyptenaren Ioeno of Annu genoemd. Tegenwoordig is het een buitenwijk van Cairo. Heliopolis betekent in het Grieks: stad van de zon, waarmee de titel van dit album ook meteen is verklaard.
Heliopolis kunnen we typeren als een old-school progband met een positieve boodschap, waardoor een bepaalde lichtheid doorklinkt in hun muziek. Volgens bassist Kerry Chicoine ligt er tegenwoordig een disproportioneel accent op ‘darkness’. De muzikanten van Heliopolis vinden meer uitdaging en creatieve voldoening in het opzoeken van de balans tussen wanhoop en optimisme.
Verrassenderwijze zet de band ons met de opening van dit, te korte, debuut op het verkeerde been. Donker Flower Kings bombasme, Dream Theater en Steve Vai gitaarerupties en Neal Morse toetsengeweld vliegen ons twee minuten lang om de oren. De veertig minuten die daarop volgen komen bij de eerste beluistering wat flets over.
Het contrast is dan ook wel erg groot. Je zou bijna denken dat de band een statement heeft willen maken: dit is niet wat we zoeken. We gaan meer voor de schoonheid van de zon, van het optimisme.
Dat hoor je op de rest van het album overduidelijk terug. Mooie meerstemmige zang, licht ingekleurde toetsen en weinig prominent scheurend gitaarwerk. De baspartijen hebben veel weg van de jonge Chris Squire, te meer omdat ze op een Rickenbacker worden gespeeld. De drums zijn stuwend, knap gespeeld, maar dienend. Ze slaan niet rechtstreeks in je gezicht, zoals sommige producers tegenwoordig plegen te doen.
De eerste regels die Scott Jones zingt op dit album doen sterk denken aan een getemde Geddy Lee. Maar al snel ontpopt zijn stem zich tot een eigen geluid dat ongeveer het midden houdt tussen Benoit David, Jon Davison en Max Bacon (die vroeger in GTR zong). Voor mijn gevoel heeft de zangstem van Scott te weinig diepgang, maar hij klinkt wel prettig (licht) in het totale klankbeeld van Heliopolis.
De vijf nummers worden gekenmerkt door compositorisch raffinement, waarbij overgangen als vanzelf uit de speakers rollen en jazzy uitstapjes niet worden geschuwd. Dit tekent de instrumentale ervaring en vaardigheden van deze muzikanten. Het leidt in mijn oren echter te weinig naar absolute hoogtepunten.
Het derde nummer, Mr. Wishbone vormt in meerdere opzichten een vreemde eend op dit album. Het nummer is met 3:31 verreweg het kortste, volledig instrumentaal, en is m.u.v. de drums van Jerry Beller, helemaal ingespeeld door gitarist Michael Matier. Het nummer begint met een grappig thema en ontwikkelt dwars door King Crimson, Spock’s Beard en ELP (ik hoor zelfs bijna letterlijke citaten uit Tarkus) tot een instrumentale melting pot.
Heliopolis heeft met “City Of The Sun” een debuut afgeleverd met mooie momenten. Volgens mij hebben ze de balans tussen wanhoop en optimisme nog niet helemaal gevonden. Voor mijn gevoel slaat de weegschaal te veel door naar het optimisme wat een enigszins flets geheel oplevert. Een grotere portie wanhoop in de vorm van een scheurende gitaar en meer diepgang in de zang zou de muziek veelzijdiger maken.
Math Lemmen