Kort door de bocht: dit album is krachtvoer voor diegenen die wel pap lusten van een onvervalst potje jazzrock, voor een groot deel voorzien van een lekker funky jasje, gebracht door een drietal muzikanten die spelen op de top van hun kunnen. En daarmee heb ik eigenlijk genoeg gezegd, want één ding zal dit album zeker niet doen: nieuwe jazzrockzieltjes winnen. Daarvoor is de verhouding tussen de muzikale inhoud en het instrumentaal spierballenvertoon denk ik, voor een beginnend jazzrockliefhebber, net iets te veel in het nadeel van het laatste.
Want als er één ding duidelijk is na het beluisteren van dit album, is dat het feit dat deze drie heren hun vak meer dan gemiddeld verstaan. Greg Howe heeft in de loop van de jaren een zekere naam opgebouwd in het stevigere genre. De laatste jaren vaart hij meer en meer een op jazzrock gerichte koers en dat gaat hem meer dan goed af. Zijn gitaarstijl lijkt enerzijds geworteld in de traditie van gitaargoden als Steve Vai en Joe Satriani, maar is ook doorspekt met de legato (vloeiende) stijlelementen van Allan Holdsworth c.s.
De ritmesectie (Victor Wooten en Dennis Chambers) staat op dit album als een huis waarbij ik altijd weer diep onder de indruk raak van het spel van Chambers: wat een souplesse, wat een gemak waarmee hij speelt en wat een ‘groove’ legt deze toch in zijn spel. En die ‘groove’ komt maar wat goed van pas op dit album. Het merendeel van de stukken op dit album is namelijk overgoten met een heerlijk aanstekelijk funky sausje waarbij het voor ondergetekende knap moeilijk is om bij stil te zitten.
Extraction opent het album gelijk behoorlijk hectisch met een paar akkoorden en vervolgens een waanzinnige drumfill van Chambers. Verderop in het stuk krijgen we een mooie Fender Rhodes-pianosolo van toetsenist Dave Cook te horen en aan het eind krijgen we nog een gedeelte waarbij ik onvermijdelijk moet denken aan Bruford (Yes / King Crimson drummer Bill Bruford’s eigen jazzrock band). Overigens, mooi om te horen dat er nog toetsenisten binnen de jazzrock zijn die weten te kiezen voor naturelklanken in plaats van die verschrikkelijke jaren ’80 geluiden.Ook Tease, Crack It Way Open en Lucky 7 kennen die zelfde funky jazzrockbasis, waarbij het met name in het eerstgenoemde stuk opvalt dat Howe op dit album er voor gekozen heeft om geen typische gitaarmuur op te trekken. Hij speelt het juist lekker, met een mooie open gitaarklank waarin hij veel stoeit in de begeleiding met lekker ritmische gitaarslagjes.
Met Contigo wordt er tijdelijk een andere koers ingezet. Howe stapt over op een akoestische gitaar, Wooten pakt zijn fretloze bas er bij en in de begeleiding duikt nog een piano op. Het geheel krijgt hierdoor -en door de puike pianosolo in het midden- een lekker Latin-sfeertje ,zoals je dat ook wel eens hoort bij Al DiMeola. Heel mooi en opvallend is Howe’s ritmische begeleiding op de akoestische gitaar die daardoor bijna meer een percussie-instrument lijkt.
Proto Cosmos, geschreven door Alan Pasqua (en origineel ooit uitgevoerd door Tony Williams’ New Lifetime met Allan Holdsworth op gitaar), behoort samen met het afsluitende Bird’s Eye View, tot de wat meer recht-toe-recht-aan jazzrocknummers van dit album: vol vuur en in de hoogste versnelling uitgevoerd. En het lijkt alsof Howe aan het eind van Proto Cosmos met zijn snaarcapriolen een buiging maakt in de richting van de meester Allan Holdsworth. Tone Center, het label waarop deze plaat is uitgebracht, grossiert over het algemeen in albums die vaak een wat losser, geïmproviseerd karakter hebben. Zoals al gezegd: iets te weinig inhoud ten opzichte van de muzikale capriolen. Op “Extraction” slaat de balans net niet te veel door naar het laatste waardoor ik van mening ben dat dit album, samen met dat van het project Uncle Moe’s Space Ranch, nu al hoort tot het beste wat men te bieden heeft.
Christian Bekhuis