De mannen van Il Fauno Di Marmo spelen al jaren samen, zij het dat de Italiaanse band eerst een dik decennium als The Rebus door het leven ging. Er verschijnen in die tijd twee studioalbums, “The Rebus” (2001) en “Acroterius”(2005), schijfjes die voor de vergetelheid lijken te zijn gemaakt. Pas in 2012 veranderen ze de naam van de band in Il Fauno Di Marmo, aangezien dat veel meer tot de verbeelding spreekt dan The Rebus. Il Fauno Di Marmo is namelijk de titel van een door Nathaniel Hawthorne geschreven boek uit 1860 dat ook verfilmd is. In 2013 komt “Canti, Racconti e Battaglie” op de markt, feitelijk het eerste album van Il Fauno Di Marmo. Een jaar later is het de beurt aan het hier besproken “The Rebus Years 2001-2012”, een dubbelaar waarop de eerste twee albums in geremasterde vorm een nieuwe kans krijgen. Op hoop van zegen dan maar.
We horen een hoop enthousiasme en dat is nodig ook. Zo bijster is het allemaal niet. De achttien nummers van beide platen laten een mengeling horen van hippieachtige rock, prog, blues, folk, jazz, psychedelica en hardrock die overal dertien in een dozijn is. Die folkinsteek is afkomstig van de vele fluitpassages die Luca Sterle in de muziek aanbrengt. Hierdoor is het album enigszins interessant voor fans van Jethro Tull. Sterle is ook zanger van de band en dat doet hij op een vrij theatrale manier. In zijn uitbundigheid doet hij trouwens denken aan Martin Griffiths van Beggars Opera en dat mag hij gezien zijn weinig verheffende kwaliteiten beschouwen als een groot compliment. Hij past eigenlijk prima bij de band.
Echte hoogvliegers zijn het niet. Dat blijkt al snel op de eerste schijf als je de overgangen in opener Ronchi Calibro en het Focus-achtige Piccola Colomba Bianca beluistert. Lekker soepel is anders. Deze nummers nemen je mee naar de tijd van laten we zeggen Woodstock en laten dat gevoel ook niet meer los. Je hoort best fraaie dingen zoals het vlotte door akoestische gitaar voortgedreven Donegal of het funky gitaarspel in Lui E Come Gli Altri. Je hoort ook muziek die gemaakt is met de mentaliteit ‘moet kunnen’. Neem de psychedelische passage halverwege het album of neem de in het Engels gezongen nummers waar Sterle een enorme bak galm nodig heeft om te verdoezelen dat zijn uitspraak nogal matig is. De laatste twee nummers zijn dankzij het fluitspel niet onaardig en zorgen ervoor dat je toch met enige nieuwsgierigheid naar de tweede schijf wilt luisteren.
Op “Acroterius” is goed te horen dat de band een paar jaar verder is. Alles klinkt een stuk meer gedecideerd en met een beetje goede wil valt er zelfs enige genietbaarheid te bespeuren. Niet dat de duimen vanwege de krachtige gitaarakkoorden in Il Vecchio E Il Cane pontificaal de lucht ingaan, maar toch. Alvatara kent prima gevarieerd gitaarspel en Three Women Blues is een gedreven bluesnummer van een band die lekker in z’n vel zit. Jammer genoeg kent het album ook een hinderlijk in de weg staande drumsolo en daarmee verspeelt de band veel van alle goodwill die deze tweede schijf heeft bewerkstelligd.
Het album sluit af met een bonus track. Het betreft hier een in 2013 door Il Fauno Di Marmo opgenomen cover van Robin Trower. Eigenlijk is het vreemd dat een album dat in naam en toenaam terugblikt op het verleden eindigt met een track uit het heden.
“The Rebus Years” is typisch zo’n album dat leuk is om een paar keer te horen maar meer ook niet. Het is altijd prettig om enthousiaste muzikanten bezig te horen.