Stel je het volgende eens voor: je zit ergens in een land ver van huis in een achterafsteegje met je maten in de kroeg. Het is er een zooitje en het publiek in dit etablissement bestaat voor het overgrote deel uit junks, dronkaards, pooiers en ander tuig. Voor je gevoel is het een kwestie van tijd voordat dit verkeerd afloopt. Plotseling is daar Samir, een praatgrage Libanese jongeman die werkt als pakketbezorger. Hij zorgt met zijn geanimeerde gesprekken ervoor dat de avond toch nog memorabel verloopt. Op een positieve manier, wel te verstaan. Deze plaat is een hommage aan deze nieuwe vriend.
De chaotische taferelen uit de openingsscene worden uitstekend vertaald in de muziek van deze Italiaanse band. Er gebeurt waanzinnig veel en de invloeden die we in deze muziek terugvinden zijn niet op de vingers van twee handen te tellen. “Samir” is een smeltkroes waarin de muziek van King Crimson, Jethro Tull, Frank Zappa, Rush, The Mars Volta en de latere Opeth zijn samengeklonterd. Ook kunnen we niet om de vergelijking met een aantal landgenoten heen. Dit keer zijn dat de minder geijkte namen als Il Balleto Di Bronzo en La Fabbrica Dell’Assoluto.
Al deze invloeden zorgen ervoor dat we een veelheid aan stijlen krijgen voorgeschoteld. Dat uit zich ten eerste in het grote instrumentarium dat hier gebruikt is. Naast de ‘normale’ instrumenten als gitaar, basgitaar, drums en toetsen is er een grote rol weggelegd voor de dwarsfluit van Andrea Calzoni. Ook is er zo te horen een enorme hoeveelheid percussie-instrumenten de studio in gesleept. Hierdoor doet de muziek af en toe oriëntaals aan. De grote diversiteit in klanken die uit de klavieren worden geperst zorgt voor nog meer afwisseling. En dan is daar nog de zang. Zijn naam in aanmerking genomen zullen de wortels van zanger Sven Jørgensen ongetwijfeld ergens in Scandinavië liggen, maar hij gedraagt zich hier als een volleerd Italiaan. Geen accent te bespeuren en de pathos ligt er duimendik bovenop. Zijn zanglijnen worden veelal vergezeld van zijn eigen achtergrondzang en die van drie van de overige heren. Dit zorgt af en toe voor hele aparte koortjes die soms op het dissonante af zijn.
Het vraagt wel een en ander van de luisteraar om deze plaat op een goede manier te doorgronden. Het album duurt een minuut of veertig, maar in die tijd word je geen moment rust gegund en gedurende de speelduur word je van de ene in de andere hoek geslingerd. Binnen deze kakofonische geluidspaletten gebeuren echter de meest fantastische dingen. Andrea Calzoni gebruikt zijn dwarsfluit de ene keer als Andy Latimer om vervolgens in hetzelfde nummer te klinken als Ian Anderson of Thijs van Leer. De Introduinduzione geeft direct al een visitekaartje af van wat we kunnen verwachten, maar blijkt na beluistering van het complete album nog het minst apart. Het daaropvolgende Slowgun tapt al uit een ander vaatje met een flinke gitaarriff vergezeld van maniakale percussieklanken. De passages met fluit zorgen voor wat rustmomentjes hier en daar. De beide stukken hierna, Samir en Mente duren allebei ruim tien minuten en laten de beste kant van deze band horen. Het titelstuk opent nog rustig met – wederom – aparte zang, maar trekt daarna flink van leer met oosterse klanken en volop tempowisselingen. Mente kent een hoofdrol voor bassist Andrea Corti die er met zijn melodieuze spel voor zorgt dat de overige bandleden ook kunnen excelleren. Ook dit nummer vliegt weer alle kanten op, maar nergens uit de bocht. Het eindigt in een spijkerharde progmetal finale (met dwarsfluit!) om je vingers bij af te likken. Deze twee stukken vormen de kern en het hoogtepunt van het album.
Het slotnummer, Ali Di Gabbiano, is relatief gezien wat rustiger. Het start als een fraaie pianoballade, maar wordt in de bijna acht minuten die het duurt uitgebouwd naar een volwaardig prognummer. Ook hier laten de zes heren horen hun vak te verstaan. De hoofdrol is echter voor de scheurende, bijna krijsende synthesizer in de refreinen en de finale. Ook dit is weer een heerlijk staaltje klasse van deze kundige Italianen.
De muziek van Il Paradiso Degli Orchi is onvoorspelbaar en alles behalve alledaags. Dit album laat zich niet na één keer luisteren volledig doorgronden, maar als het kwartje valt is dit zeer de moeite waard. De muziek is misschien wel te intens om een lange speelduur die veel huidige albums kenmerkt te rechtvaardigen. De relatief korte duur van het album spreekt in het voordeel van deze Italianen. Het maakt de plaat alleen maar krachtiger. Als je meer wilt, zet je de plaat gewoon nog een keer op. Het is jammer dat we aan het begin van het jaar vaak nog wat platen krijgen die al in het voorgaande jaar zijn uitgekomen. “Samir” had namelijk met groot gemak mijn jaarlijst over 2020 aangevoerd als ik het album dan al had gehad.