De geschiedenis van sommige symfonische rockgroepen is zo ingewikkeld, dat we dankbaar mogen zijn voor zoiets als Wikipedia. Het idee dat mensen het vroeger moesten stellen met wat ze voor een onzin hoorden van vrienden, of tijdens concerten, of – nog erger – van de artiesten en platenmaatschappijen zélf! Of dat men naar de bibliotheek (dat is groot gebouw waar ze veel boeken verhuren) moesten om daar een encyclopedie (dat is zeg maar Wikipedia in boekvorm, vaak uitgespreid over vele delen) te raadplegen.
Neem nou Illusion. Dat is eigenlijk Renaissance. Tenminste, de bezetting van de eerste twee platen. Helaas was de groep inmiddels gekaapt door de onderweg even langsgekomen gitarist Michael Dunford, dus toen toetsenist John Hawken, zangeres Jane Relf, bassist Louis Cennamo en zanger/gitarist Jim McCarty besloten dat deze twee platen niet helemaal vertegenwoordigden van zij in hun mars hadden, was de naam ‘Renaissance’ niet voor handen. Om toch de link te leggen met hun verleden kozen ze de titel van de tweede plaat van Renaissance als bandnaam, en konden ze aan hun rehabilitatie werken. Echter zonder Keith Relf, de broer van Jane. Niet alleen was hij in deze periode onhandelbaar en onvoorspelbaar, op 14 mei 1976 elektrocuteerde hij zichzelf met zijn gitaar! In mijn recensie van “Armageddon” van Armageddon heb ik daar nog kort over.
In mijn recensies van de eerste twee Renaissance platen was ik op zijn zachts gezegd niet heel positief. Het debuut “Renaissance” stoelde op veel te weinig originele ideeën en de opvolger “Illusion” was zo’n rommeltje dat van genieten ook weinig overbleef. Daarom is het best begrijpelijk dat het gezelschap zichzelf wilde bewijzen en dat doen ze met verve. Het debuut van Illusion, maar feitelijk de derde cd van deze formatie, is een uitstekend product, dat de vergelijking met het beste van (de latere) Renaissance met glans kan doorstaan.
Prijsnummer is uiteraard de opener Isadora, een dijk van een nummer, met een prachtige opbouw en een zalig refrein. Alleen al dit nummer rechtvaardigt de aanschaf van “Out Of The Mist”. Prettig is tevens dat Illusion zijn best doet te lijken op het op dat moment zeer populaire Renaissance, in plaats van op de ‘eigen’ eerste twee platen. Dat betekent vooral dat zowel Jim McCarty als Jane Relf veel zingen, dat er veel ruimte is voor klassieke loopjes vol symfonische klanken op een akoestisch bedje en veel piano door John Hawken. De prettige uitzondering is de nieuwe gitarist John Knightsbridge, die een aantal prachtige gitaarsolo’s ten gehore brengt.
Doordat Illusion dus het ‘huidige’ Renaissance-jasje heeft aangetrokken en klinkt als diens jongere zusje, zullen Renaissance fans dit werkje opvreten. De nummers zijn bijna allemaal geschreven door Jim McCarty en overtreffen in opzet en melodierijkdom het materiaal van het vroegere materiaal met gemak. Hoewel niemand kan tippen aan Annie Haslam, blijkt Jane Relf een veel betere zangeres te zijn dan waar velen haar credits voor geven. Een nummer als Beautiful Country, een lofzang op Engeland blijkbaar, is mede door haar een pareltje. Face Of Yesterday kenden we al van “Illusion” en in mijn recensie daar noemde ik het zo’n beetje het enige écht goede nummer van de plaat. Op “Out Of The Mist” is deze track veel meer op z’n plaats en Relf zingt het ook veel beter. Tenslotte is de afsluiter Candles Are Burning, alwaar Illusion bijna schaamteloos de link legt met Renaissance (hun vierde plaat uit 1973 heet “Ashes Are Burning”). Maar het is gelukkig een prachtig nummer, lekker majestueus en pompeus, zoals het hoort bij deze stijl. Kitsch met hoofdletter, zeg maar.
Het oneigenlijke debuut van Illusion is een prachtige plaat, zoveel zal duidelijk zijn. Vaak wordt gezegd dat het geschikt is voor fans van de oude samenstelling van Renaissance, dus voor de McCarty/Relf-fans in plaats voor de Dunford/Haslam-fans. Dat is niet waar. Het is verplichte kost voor iedereen die “Turn Of The Cards” en “Novella” in zijn bezit heeft.
Markwin Meeuws