Dit is artrock op z’n best. De Canadese band Inner Odyssey levert met “The Void” – z’n derde album – een volbloed progressief product af.
Gedurende de negen nummers word je 48 minuten lang heen en weer geslingerd tussen allerlei schakeringen van ambiënte klanken en krachtige akkoorden. Er zijn flitsende toetsensolo’s, speelse loopjes van de basgitaar, pakkende zangpartijen, heldere, soms jazzy klinkende gitaarpingels en dynamische drumritmes. Daarnaast kent dit alles regelmatig stuwende akoestische gitaar ter ondersteuning. We horen weet ik hoeveel bands in het groepsgeluid doorklinken waaronder voornamelijk Porcupine Tree, maar ook Beardfish, Rush en zelfs een beetje Dream Theater. Toch heeft Inner Odyssey een eigen geluid. Dat heeft de band absoluut te danken aan de vele tempo- en sfeerwisselingen die de muziek rijk is. Wel is de band hierdoor nogal ‘aan’ zogezegd. Er gebeurt van alles op “The Void”.
Met zo’n wirwar aan partijen staat de term knutselprog al snel op papier. Vergis je echter niet. Inner Odyssey weet met een gevarieerde structuur toch een boeiend geheel te maken. Opener Overhanging is geconstrueerd volgens het heuvelprincipe, wat betekent dat de partijen laag na laag samensmelten tot een vloeiend geheel. Overhanging heeft een pulserend toetsenthema als ondergrond, de rest van de band komt er langzaam bij. Tegen het eind is er een heerlijke synthsolo die uitmond in een paar rijpe akkoorden. De behoorlijk hoekige start van The Reckoning leidt tot een fraai, iets steviger vervolg waarna de band met het zinderende Into The Void weer helemaal aansluit bij de sfeer waar het album mee begint. Inner Odyssey maakt in die fase van het album mooie, toegankelijke, onder-de-huid-kruip-muziek met een knipoog richting neoprog. Het daaropvolgende Don’t Walk Away is een mooi, met akoestische gitaar opgebouwd liedje dat dankzij z’n songmatige structuur de band weleens wat airplay zou kunnen verschaffen. Het zou verdiend zijn.
Op dat moment treedt er met het vlotte I’m Fine een gamechanger in werking. Daarna wordt het allemaal wat complexer van structuur en in het geval van het instrumentale Nemesis kent het bandgeluid ook nog een meer grillig karakter. Luister vooral naar die bombastische riffs aan het begin. Nemesis is puur bergbeklimmen. De band pakt er lekker uit met orgel en Moogklanken.
Met het Echolyn-getinte Endgame en met afsluiter The Great Collapse komen er wederom nodigde prog geluiden ten tonele. Het siert de band dat ze in deze fase van het album dieper willen gaan dan anders. Mooie melodieën en Roger Waters-achtige extravanganza vallen ons ten deel.
Luisterend naar zanger Etienne Doyon kunnen we niet anders dan concluderen dat we aangenaam door de muziek heen worden geloodst. Doyon heeft een tamelijk mild stemgeluid en dat is precies wat Inner Odyssey nodig heeft. De muziek is van zichzelf al uitgesproken genoeg.
“The Void” is een uitstekend album. Geen noot te weinig.