Ah, IQ’s “Believe”!
Al ruim 25 jaar worden Pendragon en IQ vaak in één adem genoemd. Beide bands heten ‘in het kielzog van Marillion’ te zijn opgekomen, ze zijn verreweg de belangrijkste vertegenwoordigers van de neoprog, en de groepen zijn beide niet heel productief. Niet zelden, zoals ook nu bij “Frequency” is het gat tussen twee cd’s vijf jaar. Als beide bands genoemd worden, gaat de voorkeur vaak enigszins uit naar IQ. Met “Frequency” zal daar verandering in komen.
Wat is er precies aan de hand? Net als Pendragon, voelde IQ blijkbaar de noodzaak tot verandering. Immers, de groep kent een nieuwe drummer én een nieuwe toetsenist, de concurrentie is moordend en de band wil toch ook graag blijven scoren in de progscene. Pendragon zag de oplossing in een strakkere, ietwat modernere stijl die bij “Believe” (2005) weliswaar mislukte, maar waar men met “Pure” (2008) grandioos in slaagde. Bij “Frequency” is hetzelfde aan de hand. Ze kiezen bewust, maar nog onwennig een nieuwe inslag, maar twijfelen nog teveel, zodat – net als Pendragon dat overkwam bij “Believe” – het resultaat vooralsnog te wensen overlaat.
Waar IQ op “The Seventh House” (2001) haast een jaren-90 sound aan de muziek meegaf, en “Dark Matter” (2005) de nostalgie van de jaren ’70 probeerde vorm te geven, lijkt “Frequency” bewust of onbewust de jaren ’80 in herinnering te roepen. Dat is vooral de schuld van toetsenist Mark Westworth die, wellicht in een poging zich te onderscheiden van zijn illustere voorganger, de meest denkbare foute toetsenklanken zijn apparaten tovert. Hij doet erg zijn best, maar als ik moet constateren dat zijn solo’s in Life Support mij aan de best leuke cd van de Franse band Skeem doen denken, dan is dat voor een band van het kaliber als IQ niet als compliment bedoeld.
Toch heeft het toetsenwerk van Westworth ook wel iets verfrissends. Dat geldt zeker voor de drumpartijen van Andy Edwards, die in alle opzichten zijn voorganger overklast. Toch lijkt de groep hem aan banden te leggen. Tijdens de rustige passages wat drumwerk of spaarzame percussie laten horen schijnt bij IQ een erfzonde te zijn, en dat had juist een manier kunnen zijn voor Edwards om zich te onderscheiden.
Is het allemaal zó slecht? Natuurlijk niet. Mike Holmes speelt de sterren van de hemel, hoewel ik hem in het sterk Steve Hackett-achtige Life Support haast hoor inhouden. Misschien vond hij het thema zó mooi, dat hij er niet van wilde afwijken. Hackett durfde dat in Spectral Mornings wel, maar goed. Zijn gitaarspel in Frequency is ronduit sterk te noemen, hoewel ik het thema waar het titelnummer (en de hele cd) mee opent een beetje sloom vind. Dat geldt ook voor het zouteloze openingsthema van Stronger Than Friction, een nummer waarin serieus acht minuten lang niets gebeurt, om dan ineens uit te barsten in werkelijk goede muziek. Op andere platen van IQ noemden we dat ‘spanningsopbouw’, maar op “Frequency” wil ik het eerder classificeren als ’tijdverlies’.
Het zal duidelijk zijn: een aantal spaarzame hoogtepunten maken nog geen goede plaat. “Frequency” weet een durf aan nieuwe ingrediënten nog niet te koppelen aan werkelijk spannende muziek. Persoonlijk vind ik het jaren’80 sfeertje wel bij IQ-nieuwe-stijl passen, hoewel Westworth niet moet overdrijven natuurlijk. Laat ze het dan – bij de volgende plaat – doen zoals op Ryker Skies, zowaar een nummer waarop alles lijkt te kloppen. Bij The Province bekruipt me echter opnieuw het gevoel dat ik het allemaal eerder en beter gehoord heb, ondanks het waarachtig voortreffelijke drumwerk van Edwards.
Al met al valt “Frequency” ontzettend tegen. Heel slecht is het niet, maar het is net zo’n cd als “Believe”. Elke keer zet je hem op en denk je: is hij nou werkelijk zo tegenvallend? Er staan toch best leuke nummers op. De keuze van verandering is toch op zijn minst lovenswaardig? Dat moge allemaal waar zijn, maar ik word van beide platen een beetje moe.
Oh, laat IQ’s “Pure” snel komen!