De vraag die ons, progprofessoren, als we ons onder de mensen begeven, nog wel het meeste gevraagd wordt, luidt: hoe kun je een It Bites album en een Kino album uit elkaar houden? Immers, beide bands draaien rond de zang en het gitaarspel van John Mitchell en het toetsenwerk van John Beck. Het antwoord dat wij, doctorandi in de symfo, desgevraagd meestal geven, is: met heel veel moeite.
Want jongens, jongens, wat lijkt dat op elkaar! Dezelfde powerpop met een prog-randje, dezelfde krachtige, herkenbare refreinen, hetzelfde geluid, dezelfde kwalitatief hoogstaande muzikale prestaties. Gelukkig zijn er enkele kenmerken die voorkomen dat elk stuk van dit nieuwe album ook op “Picture” van Kino had kunnen staan: het tempo ligt nét iets hoger, de toon is net Ãets scheller en – als allerbelangrijkste – de samenzang is ónmiskenbaar It Bites. Zoals de tweede stem meestal haaks op de eerste staat en toch een ondeelbaar geheel ermee vormt, dat is waaraan je een It Bites compositie in het wild meestal het eerste herkent. Dat was al zo onder aanvoerderschap van Francis Dunnery, dat is ook met de nieuwe ploeg (oudgediende Dick Nolan is net voor de opnames wegens gebrek aan inzet ontslagen, zijn plekje is ingenomen door Lee Pomeroy) gelukkig zo gebleven.
“The Tall Ships” dus, na bijna twintig jaar het eerste nieuwe studioalbum van It Bites. Sinds half juli circuleert de muziek al op het It Bites forum, maar nu ligt de plaat dan eindelijk in de winkel. Dat is reuze fijn, want “The Tall Ships” is een prachtig album. Vanaf het eerste nummer is duidelijk dat de band de draad oppikt waar-ie lag, met tegen de AOR leunende, poppy prog. Niet te moeilijk, niet te veel gekke ritmes, maar wel veel mooie veelstemmige zang, melodieuze solo’s en hier en daar wat tegendraadse gekkigheid.
Weer valt op wat een fantastische zanger John Mitchell is, met zijn schorre geluid dat toch moeiteloos in een falset kan veranderen. Ook zijn gitaarsolo’s zijn fraai; technisch van grote klasse zonder te pochen, verrassend zonder in notenbalkenbrij te vervallen. De andere twee heren weten zich minder te onderscheiden. Beck is waarschijnlijk verantwoordelijk voor al die heerlijke tweede stemmen, maar zijn toetsenwerk draagt zeer nadrukkelijk een stempel uit de jaren ’80. Dalton is een gedegen drummer, maar geen al te creatief slagwerker. Dikke voldoende, maar geen plaatje van de juf.
Waar It Bites zonder meer de hoogste score haalt, is in de composities. Hoewel zoals gezegd het verschil met Kino op zijn hoogst academisch is en daarmee de verrassing veel kleiner, vind ik “The Tall Ships” in zijn geheel een sterker album. “Picture” zakte na die overdonderende eerste vier of vijf stukken een beetje in omdat alles wat op elkaar begon te lijken. Dit keer weten de heren de spanning er in te houden. Dat komt voor een deel omdat de opbouw van het album beter is. Met This Is England heeft men een afsluiter van formaat en eigenlijk het lekkerste voor het laatst bewaard.
Elf stukken (twaalf, als je de bonustrack meetelt, maar die staat niet op de promo, dus die laat ik even buiten beschouwing) en er zit geen zwakke broeder tussen. Van het melancholische Playground tot het stevige The Wind That Shakes The Barley en van het majestueuze titelstuk tot het avontuurlijke slotakkoord, “The Tall Ships” is, letterlijk en figuurlijk, een plaatje.
Enige vraag die hiermee onbeantwoord blijft: heeft een nieuw album van Kino hierna nog zin? Moet je twee bands in stand houden die in bezetting bijna en in muziek volledig identiek zijn? Zoals gezegd: die vraag blijft hier onbeantwoord.
Erik Groeneweg