Oh brother! Drie olijke Noren die zich Drudge, Quibble en Retch noemen (Zwoeger, Kibbelaar en Kokhalzer), maar die nog wel zo pienter zijn als componisten de eigennamen Granum, Jacobsen en Simonsen op te voeren, met een werkelijk foeilelijk ogende plaat die bijna de volle 80 minuten duurt! Waarom overkomt mij dat nou toch altijd? Gelukkig wordt de soep niet zo heet gegeten en blijkt “It’s The End” helemaal het einde te wezen.
De heren hebben hun sporen verdiend in allerhande Noorse rock-, metal- en jazzbands en een soort fusie van al die achtergronden is op deze eerste plaat te horen. Dit is aangenaam professioneel klinkende jazz/progrock die weliswaar voor een belangrijk deel uit de computer rolt, maar door een veelheid aan bijzonder vakkundig gespeelde echte instrumenten toch klinkt als een hechte band. Het drumwerk is van grote klasse (goed gedaan, Kibbel!) en ook de vele gitaarpartijen klinken om door een ringetje te halen. De gitaarsolo’s verraden een grote voorliefde voor het werk van Allan Holdsworth, maar ook vergelijkingen met Chick Corea, King Crimson en zelfs Squarepusher zijn helemaal niet gek.
Jazzrock kan nog zo goed gespeeld worden, zonder interessante composities is het gebakken lucht. Dat hebben Knabbel, Babbel en Kokkel goed begrepen. De composities mogen dan wat kinderachtige namen hebben, muzikaal valt er helemaal niks te klagen. Daarbij wordt het experiment niet geschuwd, het wordt soms best een beetje gek, maar ontoegankelijk wordt het nergens. Wel erg leuk: het bijna dronken, slepend gespeelde Marihuana By Night. Probeer maar eens zo uit de maat te spelen!
Aan de minkant vind ik het hier en daar, zoals in Inverted Implicitness, wat al te hak op de tak, waardoor de onvermijdelijke vrijblijvendheid op de loer ligt. Zodra je over een stuk muziek denkt: “Het kan, maar het kan ook niet”, wordt het gevaarlijk. Overbodige muziek is er immers al genoeg. Daarbij heeft Zwoeger de neiging nog meer noten in een maat te willen proppen dan Holdsworth en dat wordt al snel een beetje té. En verder ben ik na die 80 minuten helemaal versleten, dus met een half uurtje minder muziek had ik het ook prima naar mijn zin gehad.
Dat zijn echter marginale kanttekeningen bij een tamelijk sublieme plaat. “It’s The End” (er is ook een religieuze hardcore band die zo heet, maar daar zeg ik niks over!) kan rocken als het moet en blijft daarbij de ingewikkeldste maatsoorten de baas, tot je er zenuwachtig van wordt. Geen zondagochtendplaat dus, maar op alle andere momenten van de week mag je mij hier voor wakker maken! Dit is echt héél goed. En het knappe is: dit zal zowel liefhebbers van Dream Theater als van Meshuggah, van Frank Zappa als van Spaced Out boeien.
Als de mannen een iets volwassener houding aannemen ten aanzien van artwork en die flauwe artiestennamen, dan komt het helemaal goed. Bij zulke volwassen muziek als dit stoort die gekkigheid een beetje en dat is jammer van zo’n wereldplaat.
Erik Groeneweg