‘Wordt vervolgd’.
Deze woorden zouden ongetwijfeld de recensie van “Raptorgnosis” besloten hebben als wij deze gerecenseerd hadden. Jack Foster III komt nu immers met het derde deel van zijn dinosaurussen epos. Een serie cd’s die overigens helemaal niets van doen heeft met deze voormalige aardbewoners. Ik vermoed eerder dat het een kwinkslag is richting het imago van de hedendaagse progressieve rock. En daar maakt de heer Foster de derde zelf ook deel van uit, want erg opzienbarende en vernieuwende muziek schotelt hij ons op “Jazzraptor’s Secret” niet voor.
Foster ambieerde ooit een carrière in de muziek, maar omdat daar kennelijk geen droog brood mee te verdienen was besloot hij om verder te gaan studeren. Na het afronden van zijn studie ging hij als partner aan de slag in het vastgoedbedrijf van Jack Foster II, een bedrijf dat ooit is opgericht door Jack Foster I. Amerikanen verheffen het vernoemen van kinderen immers tot kunst.
Aan het begin van deze eeuw pakte Foster III zijn gitaar toch weer op om muziek te gaan maken in uiteenlopende groepen. Via de juiste contacten liep hij Robert Berry en Trent Gardner tegen het lijf en maakte dat trio in 2004 het album “Evolution Of Jazzraptor“.
Ondanks dat Foster’s uiterlijk en naam meer doet vermoeden met een countryzanger te maken te hebben, maakt de man rockmuziek met invloeden van progressieve rock, jazz en popmuziek. Wat dat betreft is de link naar Toto snel gelegd. Bovenal zijn de invloeden van Gardner duidelijk herkenbaar. Gardner vormt samen met zijn broer Wayne Gardner de groep Magellan. En het is de muziek van Magellan die je ook duidelijk in de muziek van Jack Foster III terughoort. Wanneer je dan ook nog eens bedenkt dat Robert Berry als gastmuzikant meespeelt op de (recente) albums van Magellan is de cirkel dus weer rond. Verder zijn er ook invloeden van Spock’s Beard op het schijfje aanwezig. Met deze referenties komt je natuurlijk een aardig eind, maar is dat wel ver genoeg?
Het bekende Magellan-geluid doet al gelijk zijn intrede op de intro van The Corner, een nummer wat verder heen en weer gaat tussen progressieve rock met meerstemmige zang in Magellan-stijl en meer rustige en jazzgeoriënteerde passages.
In de rustige nummers zoals To Have A Hold, Dreaming Not Sleeping en Sometimes When You Win gaan zowel muziek als de zang van Foster in de richting van Christopher Cross en Michael MacDonald. Met progressieve rock hebben deze nummers niet veel van doen, maar het geeft wel een kijkje in de muzikale en vocale keuken van Foster.
Razendsnel gitaarspel van Foster opent het sterke Outbreak Monkey. Ook hier weer de Magellan-invloeden met hoekige en tegendraadse ritmes en harmonieuze samenzang. Qua opbouw lijkt dit nummer dan ook sterk op The Corner. Zo nu en dan krijgt ook Gardner ruimte om te excelleren op zijn toetsen. Wie van zijn toetsenspel houdt adviseer ik toch om de muziek van Magellan te gaan beluisteren, want op deze schijf krijgt hij daarvoor weinig gelegenheid. Of het moet zijn op het lange en gevarieerde Mandelbrot World, waarin meer ruimte is gereserveerd voor toetsen en (akoestisch) gitaarspel.
A capella samenzang van Foster, Gardner en Berry vormt de opening van God And War. Gedurende een paar minuten kabbelt dit nummer voort. Geleidelijk aan neemt de zang van Foster in kracht toe en schotelt hij de luisteraar een paar vlammende gitaarsolo’s voor. Het nummer eindigt met a capella samenzang, net zoals deze begon.
Aan “Jazzraptor’s Secret” zit in tegenstelling tot de titel doet vermoeden niets geheimzinnigs. Het is gewoon een lekkere plaat van een vastgoedmagnaat.
Wordt vervolgd!
Hans Ravensbergen