Laat ik maar met de deur in huis vallen: “Night Loops” van het Amerikaanse kwintet Jack O’ The Clock zou mijn interessantste ontdekking van 2014 zijn geweest. Als ik hem in 2014 ontdekt zou hebben natuurlijk, wat ik niet deed. De release ging ongemerkt aan me voorbij en ongetwijfeld niet aan mij alleen. En dat is jammer, heel erg jammer, want dit album verdient aandacht. Gelukkig bood een promo mij de gelegenheid om de schade in te halen en alsnog kennis te maken met dit gezelschap.
De muziek van Jack O’ The Clock valt niet gemakkelijk in een hokje te plaatsen. Is het folk rock met avantgardistische arrangementen? Progressieve rock met een flinke scheut jazz? Kamermuziek? Voor luisteraars met een sterke classificatiedwang is “Night Loops” in elk geval een uitdaging. Ik houd het vooralsnog maar op ‘eclectisch’, dat dekt in al zijn nietszeggendheid de lading wel mooi.
Opener Ten Fingers biedt direct een aardige proeve van het kunnen van de band. Percussie vormt de basis van het nummer dat voortdurend van gedaante verandert, maar een continue onheilspellendheid herbergt. De basgitaar is zwaar aangezet en geluidseffecten worden slim ingezet, maar bovenal is het de expressieve zang van Damon Waitkus die het nummer een zekere mate van vervreemding meegeeft. Geen gemakkelijk in het gehoor liggend nummer maar wel erg gaaf.
Bethlehem Watcher is weer van een hele andere orde. Na een vrij lange intro van piccolo elektrische gitaar en zang van Kate McLoughlin vormt een vet baslijntje een break naar een tweede deel dat zo aan het brein van Frank Zappa ontsproten had kunnen zijn, waarmee meteen een van de belangrijkste invloeden op dit album benoemd is. De zang van bassist Jason Hoopes contrasteert hier mooi met die van McLoughlin, de viool speelt een aanstekelijk melodietje en kortstondig valt zelfs een heus pijporgel te horen.
Sommige nummers vormen een mooi afgerond geheel, terwijl andere nummers enkel als onderdeel van het album tot recht komen. Zo bestaat het korte Furnace enkel uit gefluister en geluidseffecten en combineert Familiar 2: Barred Owl het geluid van een uil met saxofoon en klarinet zonder dat hier echt een compositie aan ten grondslag ligt. Het meest vervreemde nummer is echter Tiny Sonographic Heart dat bestaat uit een paar noten op piano en wat geblaas op een grasstrootje. Origineel is het wel wat Waitkus, creatief brein van Jack O’ The Clock, bedacht heeft, maar echt boeiend om naar te luisteren is het verder niet.
Daar staan dan weer nummers als Come Back Tomorrow en Down Below tegenover, twee nummers die al met al zelfs nog best toegankelijk klinken. Come Back Tomorrow begint als een redelijk standaard folknummer met een basis van akoestische gitaar, maar de viool en de tweede stem geven het nummer een dreigende lading die goed past bij de sinistere tekst. Down Below heeft een pakkende melodielijn waarbij het door Waitkus bespeelde hakkebord een prominente rol speelt. Rehearsing The Long Walk Home sluit het album in stijl af, traag en onheilspellend met veel details en geluidseffecten.
“Night Loops” bevat een klein uur aan uiteenlopende stijlen, maar klinkt toch als een geheel, wat vooral het gevolg is van de constante onheilspellende sfeer die het album uitademt. Waitkus en consorten zijn erin geslaagd een keur aan instrumenten en geluiden tot een organische mix te maken en daarbij wordt het experiment zeker niet geschuwd.
Zoals ik in de inleiding al schreef heeft dit album mij zeer positief verrast en ik ben ervan overtuigd dat iedereen die het progressieve niet schuwt dit album zal omarmen. Aan mijn jaarlijst voor 2014 valt niets meer te veranderen, maar voor de toplijst van dit decennium is dit zeker een kanshebber.
Wouter Brunner