“Across The Water” ligt Engeland en da’s de thuisbasis van de Britse neo-proggers van Jadis. Eind jaren tachtig nestelde de groep zich in de slipstream van IQ en Marillion en groeide begin jaren negentig, na het sterke debuut “More Than Meets The Eye”, uit tot één van de smaakmakers binnen het neo-progidioom. De algemene erkenning volgde vrij snel, niet in het minst door het progtijdschrift SI, dat “More Than Meets The Eye” tot album van het jaar 1992 bombardeerde. De groep maakte in 1993 een opgemerkte passage tijdens het Uden festival, het eerste grote wapenfeit van Jadis op continentale bodem.
1994 was het jaar van de opvolger, die tot “Across The Water” omgedoopt werd. In een nagenoeg identieke bezetting als het debuut (bassist John Jowitt werd toen nog als gastmuzikant bestempeld) werd aan de succesformule nauwelijks getornd en bleef het typische Jadis-geluid in grote mate overeind. Weinig verrassingen dus en dat was misschien het enige minpunt dat je de groep kon aanwrijven. De sprankelende, frivole gitaarprog werkte immers nog steeds even aanstekelijk en dus kon Jadis het succes van het debuut probleemloos bestendigen en werden in de eerste dagen na het verschijnen van “Across The Water” moeiteloos enkele duizenden exemplaren aan de man gebracht.
Opener Touch is geënt op een stevige rockriff en onderscheidt zich juist daardoor iets meer van het voorgaande werk, al blijft het geheel gekenmerkt door sterk onderbouwde melodielijnen. Het flitsende, speelse gitaarspel van voorman Gary Chandler is en blijft een streling voor het oor. Zijn zangprestaties daarentegen lijken toch wat gespeend van de nodige porties testosteron en dat valt met name tijdens de aanvangsfase van In Isolation nogal nadrukkelijk op, hoewel hij in het refrein wel wat meer nuance in zijn manier van zingen weet te leggen. Goed, het vocale talent (of het gebrek daaraan) van nogal wat progzangers zal allicht wel een eeuwig discussiepunt blijven. Dat het op muzikaal vlak wel helemaal snor zit, bewijst Chandler met het prachtige Daylight Fades, een lang uitgesponnen, hypermelodieuze song die opgesmukt wordt door een fijn streepje piano van Martin Orford. Chandler’s gitaarspel vertoont duidelijk raakvlakken met het melodieuzere werk van Steve Hackett, maar hij weet het steeds erg transparant en lichtvoetig te houden. Ook het poppy Everywhere I Turn bevat een trits mooie toets- en gitaarpartijen en hijst zich daardoor maar net onder het niveau van Daylight Fades. Jammer genoeg staan er op “Across The Water” al te veel herhalingsoefeningen en durft verveling wel eens toe te slaan. Het blijven leuke nummers om naar te luisteren, maar teveel van hetzelfde is nooit goed. Zo biedt A Life Is All You Need nauwelijks meer dan een status quo met de voorgaande songs, hoewel de gastmuzikanten Josien Obers en Ken Bundy een opgemerkte bijdrage leveren. Beter vergaat het The World On Your Side, dat erg veelbelovend van start gaat en onderweg nog enkele mooie symfonische passages opraapt, die herinneringen oproepen aan Marillion en Genesis. No Sacrifice is een doorsnee Jadis-song waarvan het recept ondertussen al genoegzaam bekend is en als dusdanig weinig verrassend uit de hoek komt.
Met “Across The Water” speelde Jadis op veilig en maakte de groep geenszins aanstalten om andere wegen in te slaan. Nochtans moet je ook dit album op zijn mérites beoordelen en dan kun je niet anders dan stellen dat de frisse, lekker in het gehoor liggende songs heerlijk blijven natrillen, ook al begint het monster van herhaling en dus verveling zijn bek meer en meer open te sperren.