Hoewel het voor de moeder in kwestie een onprettige ervaring moet zijn, verschijnen er zo nu en dan gitaristen op deze aarde met het instrument al in de handen. Jeff Loomis (geboren op 14 september 1971) is zo’n snarenfreak en doet reeds op 16-jarige leeftijd auditie bij het grote Megadeth ten tijde van de So Fare, So Good…So What! periode. Dave Mustaine was direct onder de indruk maar besloot Loomis vanwege zijn jonge leeftijd niet in dienst te nemen. Waarschijnlijk maar beter ook, want op zo’n jonge leeftijd was het toenmalige Megadeth niet de ideale omgeving voor deze jongeheer en uiteindelijk is het met Loomis prima in orde gekomen. In 1994 werd hij leadgitarist bij Nevermore en met succes. De band heeft zeven succesvolle albums uitgebracht waarop Loomis een hele dikke vinger in de pap heeft. En dat bewijst hij op zijn eerste soloalbum “Zero Order Phase”, overigens de eerste in een serie van drie volgens zijn contract met Century Media.
Voor het instrumentale “Zero Order Phase” heeft Loomis hulp ingeroepen van enkele oudgedienden uit het Nevermore-kamp. Zo heeft Mark Arrington van 1991 tot 1995 drums gespeeld voor Nevermore en produceerde Neil Kernon niet alleen dit solodebuut maar ook de eerste drie Nevermore albums. Op zich een goede zet aangezien Loomis zijn afkomst niet verloochent en ook solo verder gaat met het vervolmaken van de Nevermore-sound. Om ook nieuwe invloeden op de plaat te krijgen heeft Loomis verder gebruik gemaakt van de diensten van Ron Jarzombek (Watchtower), Pat O’Brien (Cannibal Corpse) en Michael Manring. Deze laatste drukt een flinke basstempel op Cashmere Shiv en laat horen waarom hij bekend staat als een van de betere Jazzbassisten. Zijn vingervlugge bijdrage in Oosterse sferen is erg indrukwekkend en geeft een behoorlijke meerwaarde aan deze logge, meeslepende song met een filmisch karakter. Luister hier ook nog even goed naar de fretloze gitaarsolo van Kernon trouwens, want die is om de vingers bij af te likken.
Zoals gezegd legt Loomis ook solo een comfortabel metalen tapijt neer waarbij je zonder al teveel fantasie brulboei Warrel Dane kan horen meezingen. Missen doe je hem echter niet want de kwaliteit van de songs in combinatie met het uitstekende riff- en shredwerk van Loomis maken van ZOP zo ook al een heerlijke luistertrip. Nergens wordt het eentonig en samen met Arrington op drums vormt Loomis een tandem die met speels gemak de ene na de andere hoogstaande compositie uit de hoed tovert. Luister bijvoorbeeld eens naar het melancholische Sacristy met schitterend gitaarwerk en een fraaie opbouw waarbij zowel gitaar als drums steeds heftiger om zich heen slaan om uiteindelijk weer uiterst subtiel afscheid te nemen… Op Devil Theory vechten drums en gitaar vervolgens in positieve zin om aandacht in een opwaartse spiraal van kracht, snelheid en souplesse.Op de laatste track Departure neemt Loomis tenslotte alle gas terug en toont zuivere muzikale emotie alsof je staat te kijken naar de laatste zonsondergang ooit. Een prachtig einde van een heerlijke plaat die iedere liefhebber van instrumentale (prog)metal zondermeer kan aanschaffen, fans van Nevermore in het bijzonder. En wat mij betreft mag Warrel Dane best nog even zijn mond houden.
Govert Krul