Soms krijg je iets in de schoot geworpen, en daardoor krijg je iets bijzonders, wat je anders misschien helemaal gemist zou hebben. Op Prognosis ontmoette ik de Londense celliste Jo Quail, na een clinic en een optreden, spontaan in de wandelgangen en we raakten aan de praat. Aan het einde van ons gesprek gaf ze me haar laatste cd en die is nu het onderwerp van deze recensie.
Waarom vertel ik dat? Omdat we dit album weleens totaal over het hoofd hadden kunnen zien, zoals ook het geval is met Quails eerste drie albums. Dat komt vooral omdat je in eerste instantie zou kunnen denken dat deze muziek buiten ons genre valt, en inderdaad, de muziek van Quail wordt eerder zeer gewaardeerd in de donkere metalscene. Getuige ook haar vele optredens met bands en artiesten in dat genre: MONO, Myrkur, At The Gates, de lijst is eindeloos.
Toch verdient de muziek van Jo Quail een plaatsje in onze kolommen en dat ga ik nu bewijzen. Quail bespeelt een elektrische cello, en gebruikt een loopstation waarmee een of meerdere loops worden gecreëerd, waarna ze daar weer overheen speelt. Dat kan leiden tot heel eenvoudige muziek tot zeer complexe composities. Door soms met hand of strijkstok op snaar of houtwerk te slaan, kan Quail zelfs percussie in haar muziek brengen.
“Exsolve” beslaat drie composities, samen goed voor zo’n 45 minuten. Het eerste nummer, Forge – Of Two Forms, begint met een hoge noot, in de verte, waar langzaam een paar extra noten bijkomen. Daarna een monotoon gespeeld ritme. Het is metaal, het is snerpend, en het is spannend. Hier wordt iets gesmeed, dat is duidelijk. Langzaam ontstaat iets, een muzikale sculptuur. Abstract, je kunt er van alles in horen. Donder en bliksem, een cirkelzaag, afgewisseld door zoete melodieën. Dan rust. Het tweede deel, Of Two Forms bestaat uit rustige lange noten, waarbij de cello bijna klinkt als… een cello.
Mandrel Cantus is een stuk toegankelijker, vergeleken met het openingsnummer. Het begint met percussie, met de strijkstok op de brug. Dan een enkele basnoot en vervolgens de melodie, pizzicato gespeeld, met lekker veel echo. De opbouw van klanken en melodieën maken dit bijna tot een elektronisch nummer. In de tweede helft, na een rustig tussenstuk, komt een gitaarsolo voorbij. De link met metal is hier weer duidelijk aanwezig.
Het slotstuk, Causleen’s Wheel, is weer van een heel andere orde. Veel dissonanten in de eerste minuten, maar na dit begin horen we een stukje melodie, dat op folk is gebaseerd. Na bijna tien minuten kantelt het nummer compleet en krijgen we een spannende kakafonie, afgewisseld met bijna stille passages voorgeschoteld. Hier komt de distortion-‘gitaar’ volledig voor rekening van Quail en de elektronica. Op de achtergrond is een vrouwenstem te horen die het nummer naar het einde begeleidt en zorgt voor een vocaal crescendo.
De drie nummers hebben alles met elkaar te maken, niet alleen thematisch, maar ook muzikaal. Ze zijn allemaal ontsproten uit een solostuk voor cello, dat bij het spelen steeds een andere wending kreeg. Quail vertelde me daarover: “Het is het skelet voor elk van de stukken, dat ik vlees en bloed probeerde te geven, en elke keer gebeurde er iets. Iets harmonisch, iets ritmisch, waardoor het stuk een heel andere richting kreeg. Uiteindelijk bleek het originele stuk geen onderdeel van de nummers meer.” Maar omdat het een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het album, zit er bij de vinyluitgave van het album een partituur met daarop het originele cellostuk. De vinyluitgave volgt later dit jaar.
“Exsolve” is geen gemakkelijk luistervoer, ook niet voor de doorgewinterde progfan die toch al best wat gewend is. Maar open je jezelf ervoor, dan gaat een wereld voor je open.
Marcel Debets