In 2013 bracht Johannes Luley zijn debuut uit, “Tales From Sheepfather’s Grove”. Collega Maarten was hier heel enthousiast over, ik was dat toen niet. Bij een herbeluistering blijkt vooral de zang me dwars te zitten en in mindere mate de Yes-invloeden. Voor mij is er nu goed nieuws (en voor Maarten niet).
Vier jaar later is er namelijk een opvolger, “Qitara”, en hierop gooit Luley het over een hele andere boeg. Centraal staat ditmaal de gitaar, of beter: gitaren, en reeds in de inleiding van het tekstboekje beschrijft de Amerikaan zijn geschiedenis met dit instrument. Ook in de beschrijvingen bij de individuele nummers wordt uitgebreid aangegeven welke gitaren allemaal een rol spelen. Leuk voor de gitaristen onder ons.
Muzikaal bevat “Qitara” vooral veel jazzrock. Opener The Doer bevindt zich nog enigszins in het progressieve rockdomein, maar bij Upness zitten we diep in de jazzrock. Met bijdragen van onder anderen Michael Hunter en Otmaro Ruiz, die met respectievelijk Stanley Clarke en jazzrock-grootheid John McLaughlin hebben gespeeld, wordt een heerlijk melodieus nummer neergezet. De jazzrock zal veel vaker terugkomen, bijvoorbeeld in Red And Orange, een cover van Jan Hammer – vooral bekend van Crockett’s Theme uit Miami Vice, maar veel beter als toetsenist in Mahavishnu Orchestra.
Een ander hoogtepunt vormt de cover van Faces In Reflection, oorspronkelijk van de vooral uit Frank Zappa’s band bekende George Duke. Het vervangen van de solerende synthesizer door het lyrische gitaarspel van Luley geeft aan het nummer een eigen draai.
Wat verder opvalt aan “Qitara” is de ondergeschikte rol voor de zang. Alleen op het door Luley’s voormalige Moth Vellum-collega Ryan Downe ingezongen Sister Six wordt daadwerkelijk gezongen en daarnaast zijn er nog twee nummers met een kleine vocale ondersteuning.
“Qitara” is daarmee een album geworden dat vooral bestaat uit gitaar-gedomineerde muziek, hoofdzakelijk jazzrock. Deze jazzrock is bovendien vooral erg melodieus en niet overdreven experimenteel. Of het daarmee een album geworden dat ook Progwereld-lezers aan zal kunnen spreken, durf ik niet te zeggen, maar ik hoop het wel. “Qitara” is in elk geval een heel ander soort album geworden dan “Tales From Sheepfather’s Grove” en ik ben daar niet rouwig om.
Wouter Brunner