In 2008 bracht het Amerikaanse Moth Vellum het titelloze debuutalbum uit. Mijn collega Markwin Meeuws was lyrisch over deze sterke plaat met daarop heerlijke symfonisch rock van de bovenste plank. Alles wat je van een goed symfonische rockplaat vewacht zat erin verwerkt. Tot op heden is het daarna stil gebleven rond deze band. Maar nu is daar bandleider en gitarist Johannes Luley die met dit solowerk opnieuw van zich laat horen. En hoe! Parels als deze komen maar eens in de zoveel jaar uit.
Vergeet verder Moth Vellum. Behalve dat Luley in deze band speelt zijn er verder geen overeenkomsten. Nee, dit is een echt soloalbum. Een soloalbum van een geniale multi instrumentalist. Een schitterend organisch geheel dat je mee zal voeren op de toppen van de muzikaliteit. Een filmisch stuk dat je keer op keer in verroering zal brengen. Een album dat je niet moet beluisteren, maar moet ondergaan.
De basis voor dit album is percussie. Geen drums, maar alleen percussie instrumenten. Percussie die je niet snel tegenkomt. Zo gebruikt hij de Bodhran, een platte trommel met een stokje met aan beide uiteinden een bolletje. Frank van Essen gebruikt hem ook voor Iona. Of wat dacht je van de Monkey Drum? Een trommeltje op een stokje met daaraan twee touwtjes met aan het einde daarvan een houten knopje? Het levert een adembenemende en soms swingende basis op.
Wanneer je dit album onder de koptelefoon beluistert, zul je verbaasd staan van de veelzijdigheid aan instrumenten en van de krachtige eenvoud van de melodieën. Opener Stab The Sea kun je in twee stukken verdelen. Het eerste deel is een schitterende samensmelting van zacht toetsentapijt en harpspel. Dan wordt er een opzwepend ritme opgezet van een scala aan percussie instrumenten en bouwen Santur (een middeleeuws snaarinstrument) gitaar en toetsen en woordloze zang van Luley samen met drie dames. Dit alles smelt samen tot een organisch geheel. Grote klasse. Dit valt of staat natuurlijk met een goede productie en deze is verbazingwekkend sterk.
Guardians Of Time opent als een mooi klein liedje met akoestische gitaren en de prettige zang van Luley en Kristina Sattler. Het gitaarthema dat gespeeld wordt zat ook in de opener verborgen en maakt dat deze stukken als één stuk worden ervaren. Het gaat naadloos over in het prachtige Moments. De eenvoud van dit nummer is zo krachtig. De melodie nestelt zich bij de eerste luisterbeurt in je hoofd en gaat daar niet snel meer uit. Een vleugje Beatles een vleugje Blackfield, maar vooral heel eigen. Ik kan dit nummer niet te veel horen.
In Give And Take laat Luley horen wat hij bij Moth Vellum ook deed, heerlijk soleren op de electische gitaar. Het tweede deel van het nummer is lekker bombastisch en doet filmisch aan. Het doet denken aan de muziek van Hans Zimmer in de meesterlijke film “Inception”. De naam van Enya en Clannad komen op wanneer je naar We Are One luistert. De hele opbouw en de prachtige harpklanken van Stephanie Bennett doen er aan denken. De suite Atheos Spiritualis vraagt het meest om de aandacht van de luisteraar. Echt muziek waar je geconcentreerd naar moet luisteren. Hier doet de muziek van Luley denken aan het prachtige album “Samsâra” van het Franse Seven Reizh.
Op dit album wordt muziek echt tot kunst verheven. Geen afstandelijke kunst waar geen touw aan vast te knopen valt, maar intens rijke en organische muziek. Muziek die je tot diep in je vezels kunt ervaren, die een scala aan emoties weet op te roepen. Geweldig wat muziek met je kan doen. Deze trip gun ik iedereen.
Maarten Goossensen