De muzikale carrière van John Wetton kun je gerust duizelingwekkend noemen. Deze man heeft waanzinnig veel voor de progressieve rock betekend. Met name in de jaren ’70 en ’80 maakte hij deel uit van ronduit legendarische bands.
John Wetton wordt op 12 juni 1949 geboren in Derbyshire, Engeland. Hij groeide op in Bournemouth. Op de middelbare school leerde hij er Richard Palmer-James kennen en ze werden vrienden. Met hem speelde hij in bandjes als The Corvettes, Tedrad en Ginger Man. Richard Palmer-James was daarna betrokken bij de oprichting van Supertramp. Wetton sloeg de aanbieding van zijn andere vriend Robert Fripp om bij King Crimson te komen af en ging spelen bij de Britse Rockband Family.
In 1972 verhuisde Wetton alsnog naar King Crimson, zijn jeugdvriend Richard Palmer-James werd aangetrokken als tekstschrijver. Het eerste album met Wetton in de gelederen is de klassieker “Larks’ Tongues In Aspic” en ook op het fenomenale “Red” is Wetton te horen. In 1975 viel het King Crimson van toen uiteen. John Wetton vertrok naar Uriah Heep om de aan een heroïne overdosis overleden Gary Thain te vervangen. In 1976 staat hij met deze band op Pinkpop. De volgende band die zich aandient is Wishbone Ash. Hij was er maar op één album te horen. In 1977 richt Wetton samen met Bill Bruford, die elkaar kenden van King Crimson, de band UK op. Met deze band brengt hij de platen “UK” en “Danger Money” uit; beide mijlpalen in de progressieve rock. In 1979 komt er een einde aan de band, maar in 2011 volgt er een reünie.
Het eerste soloalbum van Wetton krijgt de titel “Caught In The Crossfire” en komt in 1980 uit. In 1981 duikt Wetton weer op door de band Asia op te richten. Het eerste Asia album met de gelijknamige titel stond in de Verenigde Staten negen weken op de nummer één positie. Het tweede album “Alpha” viel commercieel tegen en in 1983 moest Wetton de band verlaten, om vervolgens in 1985 weer terug te keren. In 1992 verlaat hij Asia opnieuw en legt zich toe op een solocarrière. In 2007 komt Asia weer bi elkaar en produceren ze drie nieuwe albums. Met Geoff Downes brengt hij onder naam Icon tussen 2005 en 2009 drie albums uit.
Zijn tweede soloalbum, “Battle Lines”, ziet in 1994 het licht. Hierin werkt hij onder anderen samen met John Young (Lifesigns), die ook op latere soloalbums nummers voor Wetton zou schrijven. Drie jaar later verschijnt “Arkangel” met daarop de prachtige nummers I Can’t Lie Anymore, Emma en All Grown Up. Het laatst genoemde nummer ontbreekt helaas op deze anthologie. Op het album “Sinister” uit 2001 zoekt Wetton de samenwerking met mannen als John Mitchell (onder andere Arena), Martin Orford (ex-IQ) en Gary Chandler (Jadis). Het album “Rock Of Faith” uit 2003 komt uit op het label van Martin Orford, GEP. Het laatste soloalbum tot nu toe is “Raised In Captivity” uit 2011.
Op deze “Anthology Volume I” tref je een mooie dwarsdoorsnede van zijn zes soloalbums aan. Albums waarin de focus meer op het songmatige ligt en niet op de progressieve rock. Het is meer AOR poprock met progressieve invloeden. Met name de nummers van “Arkangel” en “Battlelines” behoren tot mijn favorieten en laten een John Wetton horen die enorm goed op dreef is. Mocht je niet al zijn soloalbums bezitten, dan zou dit een uitstekend alternatief zijn.
Ik ben benieuwd wat Wetton ons nog zal gaan voorschotelen in de toekomst. Of hij het hoge niveau van het verleden daarin zal halen, durf ik te betwijfelen. Buiten kijf staat ‘wij progliefhebbers’ John Wetton zeer dankbaar mogen zijn voor het vele moois dat hij in al deze jaren heeft gemaakt: respect en een hele diepe buiging voor deze man.
Maarten Goossensen