Hoewel hij met name bekend is als de gitarist en toetsenmeneer van Radiohead is de Engelse Jonny Greenwood in de eerste plaats getraind als (alt)violist. Het is dan ook niet verrassend dat hij naast zijn voorliefde voor rock en allerlei soorten bliepjesmuziek altijd interesse heeft gehouden in klassieke muziek. In 2004 werd hij zelfs ‘composer in residence’ van de Engelse BBC, een functie die hem de mogelijkheid gaf zijn klassieke ideeën ten gehore te laten brengen door het vermaarde BBC Symphony Orchestra. Echter, voordat hij uitgenodigd werd door de Britse publieke omroep had hij al een soloalbum uitgebracht waarop hij zijn klassieke neigingen volop de ruimte gaf. Dit album, “Bodysong”, was geschreven als soundtrack voor de gelijknamige documentaire, geregisseerd door Simon Pummell. Doch, in tegenstelling tot veel filmmuziek, die vooral moet bijdragen aan de spanningsboog van de film en daarom telkens luid moet zijn tijdens spannende stukken en zacht bij gevoelige passages, kan Greenwoods instrumentale soundtrack ook beschouwd worden als een volledig op zichzelf staande compositie.
“Bodysong” drijft voornamelijk op de bijdrage van het Emperor Quartet, een bekend strijkkwartet dat naast een klassiek repertoire ook regelmatig bijdraagt aan opnames van folk-, pop- en rockmuzikanten, zoals het solowerk van Troy Donockley en uiteraard dit album. Greenwoods snaararrangementen zijn erg overtuigend en zijn duidelijk schatplichtig aan contemporaine klassieke componisten als Olivier Messiaen, wiens “Quatuor Pour La Fin Du Temps” (“Kwartet voor het einde der tijden”) op gelijke wijze de balans zoekt tussen een melancholisch-Romantische harmonie (veelal in de pianopartijen) en vervreemdende dissonante vioolklanken, een teneur die eveneens sterk naar voren komt in bijvoorbeeld het eerste nummer van deze soundtrack, Moon Trills. Deze sprekende klassieke arrangementen maken “Bodysong” niet alleen geschikt als filmmuziek, maar houden de muziek ook spannend genoeg om zonder bijpassende beelden te beluisteren.
Ondanks de klassieke inslag is “Bodysong” echter geenszins een uitsluitend akoestisch album. Integendeel, de muziek is een combinatie van klassiek, jazz (met name in Milky Drops from Heaven) en de kenmerkende elektronica en opgejaagde percussie van de Radiohead-albums vanaf “OK Computer”. Het nummer Trench, bijvoorbeeld, is een elektronisch nummer in de stijl van Fitter Happier van “OK Computer”, inclusief computerstem, maar door de wilde percussie en elektronische klanken heen klinkt soms een dreigende viool of saxofoon. Een nummer als Nudnik Headache bestaat dan weer voornamelijk uit percussie en doet sterk denken aan de postrockband Tortoise. Zo ontstaat de perfecte synthese van klassieke muziek, jazz en moderne rock en elektronica, waarbij het album misschien niet tot de progressieve rock gerekend kan worden, maar toch progliefhebbers zou moeten kunnen aanspreken.
Met “Bodysong” heeft Jonny Greenwood een fraai product toegevoegd aan zijn toch al indrukwekkende discografie. Hoewel het album minder dan Thom Yorkes “The Eraser” (2006) voortborduurt op het geluid van Radiohead, is de muziek op momenten wel degelijk herkenbaar voor de liefhebber van de vermaarde Engelse band. Tegelijkertijd verbreedt Greenwoods klassieke kant het spectrum van de muziek, waardoor het album ook elementen bevat die niet snel in deze vorm zullen verschijnen op een Radioheadrelease. Als zodanig is “Bodysong” veel meer dan een soundtrack: het is namelijk een uitstekend album dat de grenzen tussen Greenwoods favoriete genres overschrijdt en zo op spannende wijze klassieke muziek, jazz, rock en elektronica vermengt tot een fraaie serie klankbeelden.
Christopher Cusack