Ergens in de jaren ’70 van de vorige eeuw groeiden jazz en rock zozeer naar elkaar toe, dat er allerlei mengvormen ontstonden, die we met het debiliserende gemak dat genreclassificatie met zich meebrengt allemaal “jazzrock” hebben genoemd. Vanuit het rockperspectief is het werk van bands als Colosseum II van groot belang geweest, omdat deze vorm van instrumentale hardrockjazz één van de belangrijkste bronnen is geweest voor de gitaargoden van de jaren ’80 en ’90: Yngwie Malmsteen, Steve Vai, Joe Satriani en anderen. Vanuit het jazzperspectief is het werk van Chick Corea, zowel solo als met Return To Forever en de Chick Corea Electric Band, van groot belang geweest.
Deze zevenmijlssprongen door de muziekgeschiedenis zijn nodig om aan te geven waar Jordan Rudess zijn mosterd haalt. Er zijn nog andere invloeden op zijn nieuwe plaat aan te wijzen, maar in grote lijnen komt het daar op neer. Dat hij ook heeft gespeeld met Enrique Iglesias en muziek heeft geschreven voor een goochelaar hoor ik op “Rhythm Of Time” tenminste niet terug; zijn werk voor Tony Williams en Jan Hammer des te meer.
Net als op de soloplaten van toetsenist Derek Sherinian is op “Rhythm Of Time” duidelijk te horen dat de pioniers van het genre voor het overgrote deel gitaristen zijn: de nummers – razendsnelle en stevige instrumentale oefeningen in virtuositeit – zijn opgebouwd rond solo’s. Die solo’s worden gespeeld door gastgitaristen van het type snelheidsduivel en door Rudess zelf, met een toetsengeluid dat vaak veel op een vervormde gitaar lijkt. Bij Sherinian kun je zelfs lastig onderscheiden waar de gitaar ophoudt en de synthesizer begint. Bij Rudess is die scheidslijn gelukkig een stukje duidelijker en dat komt omdat hij zijn ‘Corea-kant’ ook de ruimte gunt.
“Rhythm Of Time” is een erg sterke plaat omdat Rudess niet alleen een bijzonder goede toetsenist is, maar ook een geweldige componist. De stukken op deze plaat zijn veel meer dan excuses voor eindeloze riedelsolo’s, het zijn stuk voor stuk fraaie composities met goed doordachte arrangementen en herkenbare thema’s. In een aantal daarvan hoor ik de Spaanse invloeden uit het werk van Corea terug (toch Iglesias?), terwijl Ra een oosters tintje heeft. Ondanks het hoge tempo van veel van deze stukken klinkt de plaat aanmerkelijk minder gehaast dan veel andere albums uit het genre. Rudess neemt de tijd om zijn arrangementen op te bouwen, om te laten horen hoe het geraamte van een nummer in elkaar zit voordat hij dichtsmeert met soleergeweld. En zelfs in die solo’s zijn rust en opbouw te horen. Neem bijvoorbeeld de eerste gitaarsolo op de plaat, van Vinnie Moore. Die begint heel soulvol, bijna voorzichtig, voordat-ie loos gaat.
Het beste nummer van de plaat, Insectsamongus, paart een aan het werk van Frank Zappa herinnerende eigenzinnige gekkigheid aan heavy metal en passages die op Return To Forever’s mijlpaal “Romantic Warrior” niet hadden misstaan. Het resultaat is een adembenemend nummer dat zowel fans van acrobatiek als liefhebbers van meer vooruitstrevende muziek bevredigt. Wie stukjes big bandjazz, Isildur’s Bane achtige percussie en King Crimsongetokkel in één nummer kan verwerken zonder er een onooglijk potje van te maken, verdient een staande ovatie.
Op twee stukken zingt Kip Winger. Op het eerste gehoor lijkt dat geen gelukkige keuze, omdat diens wat gegromde zang zich niet leent voor jazzrock, maar in de arrangementen van Rudess vormt zijn lage stem een mooi rustpunt. Daar komt bij dat de zangnummers geen obligate rockliedjes zijn, maar stukken van een zelfde niveau en intensiteit als de overige nummers. En dat de schitterende afsluiter Tear Before The Rain wel wat weg heeft van een nummer van ELO onderstreept nog maar eens wat voor een uitzonderlijke, genreoverstijgende prestatie Rudess hier levert. De plaat swingt, rockt, prikkelt, ontroert en stemt mij optimistisch over de groeimogelijkheden van een genre waarvan ik dacht nu alle hoeken en gaten wel te kennen.
De prestatie krijgt nog een andere lading als je bedenkt dat Rudess, gedwongen door de drukte van zijn dagbaantje als toetsenist van Dream Theater, zich maar twee weken gunde om deze plaat te schrijven. Hij sloot zijn telefoon af en zichzelf in een schuurtje op, schreef de muziek en stuurde die naar alle participanten om hun partijen toe te voegen. De gedachte dat bijna alle partijen los van elkaar zijn opgenomen en dat de muzikanten die hier zo briljant op elkaar inspelen elkaar dus niet eens ontmoet hebben, maakt me huiverig, vooral als je leest dat Steve Morse zijn bijdragen gewoon had gemaild. Maar juist “Rhythm Of Time” bewijst dat dat niet hoeft te leiden tot een kille plaat. Integendeel. Jordan Rudess heeft met deze cd de lat voor dit soort muziek weer een heel stuk hoger gelegd.
Erik Groeneweg