In mijn recensie van “Terraform”, de tweede plaat van Jupiter Society, was ik wat somber in mijn verwachtingen voor het derde deel in deze serie ruimtevaart operettes. Ik vond het een hoop gedoe met te weinig waardevol materiaal en voorspelde – tenzij de groep zich ging toeleggen op betere composities – weinig goeds. Misschien moet ik er mijn beroep van maken, ik blijk best goed te kunnen voorspellen.
Even terughalen: Jupiter Society is een soort Who’s Who van de Zweedse progmetal scene. Aangevoerd door toetsenist Carl Westholm is de groep samengesteld uit leden van bands als Carptree, Opeth, Evergrey en Krux. Deze gemeenschap maakt platen die gerust space-opera’s genoemd mogen worden, geheel volgens de kenmerken van het genre. Alle muziek wordt geschreven door Westholm.
“From Endangered To Extinct” blijkt thematisch gezien niet helemaal een vervolg op de eerste twee platen te zijn, maar meer een op zichzelf staand verhaal over de laatste dagen van het menselijk ras. De plaat is dan ook donkerder en harder, meldt Westholm opgewekt in het begeleidende schrijven. De aarde wordt aangevallen door een stel buitenaardse engerds en gaat roemloos ten onder. Gezellig. Dat gaat gepaard met een hoop aurale poeha, meer bombast dan als Muse de Ring-cyclus van Wagner zou uitvoeren, meer vocaal gegorgel en gegil dan in een heel seizoen The Voice en heel veel gothic gegalm. Daarbij zijn zelfs de als sympathiek bedoelde stemmen zo vervormd dat ze de warmte hebben van een stationsomroeper met zijn vinger tussen de deur.
Waarom het – sinds de voorganger “Terraform” – vier jaar geduurd heeft om deze plaat te maken, is me niet helemaal duidelijk. Aan de klasse van de composities kan het niet gelegen hebben, want daar heeft Westholm zo te horen niet al teveel energie in gestoken. Het is op zich een prestatie om bijna een uur muziek op te nemen zonder ook maar één waardevolle melodie, zonder een lijn of lick die oorspronkelijk is, of mooi. Het beukt en reutelt maar door, allemaal langgerekte zanglijnen die de flauwe akkoordenschema’s volgen of bijna toonloos doorhoesten.
Op “Terraform” was dit allemaal ook al aan de hand, maar daar prakte Westholm tussen de nummers nog bijzondere fraaie, vooral op toetsen gespeelde soundscapes die een sprankje hoop gaven. Op dit album, een kruising tussen Starship Troopers en Les Miserables, is daarvan helaas geen spoor meer. Westholm speelt af en toe een aardig riedeltje, net zoals het met het algehele ambachtelijk musiceren wel snor zit, maar de plaat gaat ten onder aan een gebrek aan leven, lucht of licht. Doe dan tenminste één mooie solo, of één knap bedachte break. Het zit er niet in. Waar je bij Ayreon een kans had om je te identificeren met of te hechten aan één van de gezongen personages, geeft Jupiter Society je die kans niet. Iedereen is even akelig en ver in de mix gefrommeld.
Het is natuurlijk waanzin om van een plaat die over onze Apocalyps gaat, te verwachten dat-ie niet somber en zwaarmoedig is, dat snap ik ook wel. Maar ook de naargeestigste ellende moet worden vormgegeven in beluisterbare muziek en die muziek moet originele kenmerken hebben, je verrassen, opwinden of ontroeren. De ondergang van de mensheid verdient toch een plaat met enige emotie, zou je zeggen. Westholm is daar met deze club niet in geslaagd. Ook na herhaalde beluistering hoor ik geen enkele snipper muziek die de moeite waard is. Ik kan me niet herinneren dat ik eerder zó naar het einde der mensheid heb zitten verlangen.
Erik Groeneweg