Jammer dat Jupiter Society geen Belgische band is, dan had ik een leuke woordspeling met een biermerk geweten. Maar nee, het is weer zo’n Zweeds progmetalgezelschap, waarvan alleen al het typen van de namen van de muzikanten mijn interpunctievoorraad voor deze maand opgebruikt. Niet de minste muzikanten overigens, maar leden van zulke gedistingeerde gezelschapjes als Royal Hunt, Tiamat, Therion en Candlemass. Met zo’n bezetting denk je de richting van de muziek wel te kunnen raden, maar dan blijkt de leider of voorzitter van de society Carl Westholm te zijn, de toetsenist van Carptree!
Toch kan deze plaat geen echte verrassing zijn, lezer. In 2008 schreven wij immers de eerste plaat van Jupiter Society al een klein stukje de ruimte in, toen collega Sander Kok zich op het verkeerde been gezet voelde door de aan space-opera refererende hoes. Hij vergeleek “First Contact/Last Warning” met het werk van Ayreon en vond Jupiter Society beter en avontuurlijker.
De vergelijking is begrijpelijk, wie vertrouwd is met “The Dream Sequencer” en “Flight Of The Migrator” zal veel herkennen. Ook Jupiter Society is een ambitieus project dat meerdere albums overspant, met verschillende zangers en andere gastmuzikanten. Ook hier is het sciencefiction verhaaltje de kapstok voor een hoop progmetal. Ik vind deze prestatie echter helemaal niet beter dan die van Ayreon; Westholm toont zich toch zelfs nog wat minder veelzijdig dan vriend Lucassen in zijn ruimteavonturen en zijn composities zijn zeker niet van dezelfde kwaliteit.
“Terraform” is dus bepaald geen briljante plaat. De meeste stukken zijn ronduit akelig en onderstrepen weer eens mijn stelling dat de grens tussen musicals en progmetal niet veel dikker is dan spandex. De wat naargeestig voor zich uit gorgelende Mats Levén, ook zanger van Krux, is in het openingsnummer verantwoordelijk voor precies de verkeerde toon. De mooie solo van Royal Hunt gitarist Marcus Jidell en het spetterende toetsenwerk van Westholm zijn niet genoeg om die nare smaak te vergoelijken. Wat voor het eerste stuk geldt, geldt voor het gehele album.
Wat wel helpt, zijn de bijzonder filmische instrumentale delen tussen de liedjes. Dat doet Westholm erg mooi. Het is bijna jammer als de rest van de band weer mee gaat doen, al moet gezegd worden dat zanger Ölvin Tronstad, die het tweede stuk voor zijn rekening neemt, een prettigere stem heeft dan Levén. Hij heeft ook minder irritante interpunctie, maar dat is misschien mijn eigen hang-up.
Terwijl zich dus weer een ruimtevaartsaga ontvouwt, waarvan het verhaal me minder boeit dan de gemiddelde bijsluiter, wisselen de mooiste passages en de meest huiveringwekkende stukjes metaloperette elkaar af. Veel gegalm en gekrijs in weinig opzienbarende liedjes die gevat zijn in een weldadige, prachtige soundtrack.
De muzikanten leveren mooie prestaties, met een eervolle vermelding voor gitarist Kulle (Frederik voor zijn moeder), maar het enige dat “Terraform” bewerkstelligt, is dat ik heel nieuwsgierig word naar wat Carl Westholm er van zou maken als hij al die hardrockers nÃet zou uitnodigen. Het toetsenwerk is fenomenaal, de rest van de plaat bepaald niet. Bombastische ellende van Wagneriaanse proporties, maar dan zonder de inhoud.
Ik weet zeker dat het project met één briljant liedje gered was, één compositie die dit album uit de zompige middelmaat omhoog getrokken had. Dat liedje komt echter niet, we moeten het doen met de fraaie flarden synthesizermuziek als het begin van Terraforming. Dat is, alle inspanningen ten spijt, te weinig en doet het ergste vrezen voor het onvermijdelijke derde deel.
Erik Groeneweg