Begin zeventiger jaren van de vorige eeuw was Kaipa in Zweden een gerenommeerde progband, of zoals dat toen heette, een symfonische rockband. De band, met de toen nog piepjonge Roine Stolt in hun gelederen, had ook internationale ambities maar die werden nooit gerealiseerd. Na het succes van Stolt met The Flower Kings werden de Kaipa-albums ook ‘herontdekt’ door de liefhebbers van The Flower Kings. In 2002 besloten Stolt en Hans Lundin de band nieuw leven in te blazen met een volledig nieuwe bezetting waarin de vocalen van Patrick Lundström en Aleena Gibson een grote rol speelden. Na drie albums in deze bezetting verliet Stolt het hernieuwde Kaipa na een meningsverschil met Lundin. Laatstgenoemde zette de band met groot succes voort waarmee de folkelementen een steeds grotere rol in het prog-idioom van Kaipa ging spelen.
Twee jaar geleden kwamen Roine Stolt en bassist en drummer van het eerste uur, Tomas Eriksson en Ingemar Bergman weer met elkaar in contact en werd het plan opgevat om het oude Kaipa uit de as te laten herrijzen. Omdat Hans Lundin met zijn Kaipa nog steeds actief is, werd er zeer toepasselijk gekozen voor de bandnaam Kaipa Da Capo, dat zoveel betekent als ‘Terug naar het begin van Kaipa’. In Michael Stolt (de broer van…) werd een geschikte zanger gevonden en Max Lorentz werd bereid gevonden de rol van toetsenist op zich te nemen. In eerste instantie was het de heren er alleen maar om te doen om het oude Kaipa-materiaal uit de jaren zeventig weer live te spelen. Dat resulteerde in een paar optredens in Canada, Zweden en een, als gevolg van technische problemen, desastreus verlopen optreden op het befaamde Night Of The Prog-festival op de Loreley in Duitsland. Daarna werd het een beetje stil rond de band totdat duidelijk werd dat de heren nieuwe muziek hadden geschreven en zouden gaan opnemen. Deze nieuwe muziek zou helemaal in de stijl van het oude Kaipa zijn: veel rustige, melodieuze symfonische muziek. Maar wie Roine Stolt een beetje kent weet maar al te goed dat wanneer je hem met een aantal goede muzikanten in een studio zet en hij zijn creatieve geest de vrije loop laat, het niet blijft bij een beetje Kaipa oude stijl. En zoals hijzelf onlangs op Facebook al verklaarde: het heeft hier en daar toch een ruimere orkestratie meegekregen. En dat is een understatement.
Het nieuwe album heeft de titel “Dårskapens Monotoni” meegekregen, wat een Zweedse uitdrukking is voor de voortdurende dwaasheid, waarmee Roine Stolt doelt op de bizarre toestand waarin de wereld al een aantal jaren verkeert. Niet alleen de titel is in het Zweeds, alle teksten worden in het Zweeds gezongen wat ook het geval was op de eerste Kaipa-albums. Dat is even wennen, maar niet echt een storende factor.
Naast Stolt, die onmiskenbaar zijn stempel op dit album drukt, speelt echter ook toetsenist Max Lorentz een grote rol. Kwistig, zonder in overdaad te vervallen, strooit hij met kerkorgels, Mellotrons, piano’s, maar vooral ook Hammonds. En dat laatste had hij van ondergetekende meer mogen doen. Wat een meester toont hij zich op dat instrument. Luister maar eens naar zijn (te korte) solo op 5:25 in När Jag Var En Pojk. Dit nummer begint als een funky blues met doorleefde zang van Michael Stolt en belandt na enkele symfonische omzwervingen in de bewuste solo met echte ELP-bombast.
In het titelnummer werpt Stolt na het openingsthema een aantal Bachiaanse toonladdermotiefjes in de strijd om daar een zwaar symfonische passage omheen te bouwen. Erg fraai gedaan. De rest van het nummer ontwikkelt zich daarna als een echte Flower Kings song.
In het poppy Vi Lever Här speelt naast de zang de gitaar de hoofdrol, zowel solistisch als in de begeleidende rol. Er zijn maar weinig gitaristen die zo verfijnd kunnen begeleiden.
Dat Stolt een groot bewonderaar van Focus is, kunnen we in Det Tysta Guldet beluisteren. Aangevuld met een vleugje Yes weet hij er weer een mooie eigen draai aan te geven.
Het episch lange Tonerna is een compositie van Max Lorentz die jazzy opent en daarna alle kanten opgaat met zelfs een aan Carl Orff refererend thema. Na alweer een prachtige gitaarsolo van Stolt eindigt het nummer in een psychedelische chaos. Een mooi moment om het album met een sfeervol rustpunt, Monoliten, af te sluiten.
Kaipa Da Capo is een moderne reïncarnatie van het oude Kaipa geworden, zonder de authentieke elementen uit de jaren zeventig helemaal te verliezen. Natuurlijk horen we flarden Flower Kings, maar de wisselwerking met de overige musici geeft het album voldoende eigenheid. Zanger Michael Stolt speelt daar met zijn rauwe stem zeker ook een rol in. Verder mogen we stellen dat Roine Stolt met deze hernieuwde samenwerking weer een zeer fraai werkstuk aan zijn toch al indrukwekkende oeuvre heeft toegevoegd.
Math Lemmen