Het uit Karlsruhe afkomstige Kammerflimmer Kollektief begint halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw als een zolderkamerproject van multi-instrumentalist Thomas Weber. Vanaf het debuut “Mäander” uit 1999 groeit zijn geesteskind evenwel daadwerkelijk tot een zesman tellend collectief uit dat steevast naar een subtiele samensmelting van klassieke muziek met meer contemporaine genres streeft. Het ensemble weet daarbij herhaaldelijk een magnifieke melange van ambient, elektronica, (nu)jazz, klassiek en (post)rock te bewerkstelligen.
Acht jaar, zes albums en enkele bezettingwisselingen later is het gezelschap min of meer gereduceerd tot een trio bestaande uit toetseniste Heike Aumüller, bassist Johannes Frisch en gitarist / toetsenist Thomas Weber. Dit drietal is dientengevolge verantwoordelijk voor het gros van de composities op “Jinx”. Het fundament van dit zesde album is grotendeels samengesteld uit diverse (live)improvisaties met harmonium, bas en gitaar. Door vervolgens deze basis aan te kleden middels ettelijke overdubs en met enige muzikale bijstand van Christopher Brunner, Dietrich Foth, Harald Kimmig, Marco Preitschopf, Martin Siewert en Heike Wendelin is het Duitse triumviraat in staat om de luisteraar te verleiden met zijn voorliefde voor velerlei vreemdsoortige klanken en melodieën.
“Jinx” bevat een achttal, sfeerrijke minisymfonieën variërend in speelduur van bijna tweeënhalve minuut tot ruim tien minuten. Op dit album is de cinematografische component, dat de muziek van het ensemble lange tijd heeft getypeerd, ietwat naar de achtergrond verdrongen. Naast de in mijn inleiding vernoemde mengeling van muziekstijlen verbreedt Kammerflimmer Kollektief op deze nieuwe plaat zijn horizon door hier en daar wat country, folk en minimalisme in zijn muziek te interpoleren. In tegenstelling tot de verwachtingen resulteert dit in een buitengewoon smakelijk geheel, aangezien het heterogene mengsel behoorlijk behoedzaam wordt geassembleerd.
In het verleden kon het collectief zichzelf wel eens verliezen in zijn ongebreidelde drang naar experiment en vernieuwing. Na beluistering van dit nieuwe album kom ik nochtans tot de conclusie dat dit nobele streven ditmaal niet verzandt in momenten van oeverloos geneuzel en dito gedreutel, zoals die op voorgaande platen wel eens sporadisch voorkomen. Het ensemble weet immers ditmaal zijn revolutionaire roeping ietwat in te dammen en levert dan ook om die reden mogelijkerwijs met “Jinx” zijn meest competente plaat tot op heden af.
Kammerflimmer Kollektief concentreert zich op de nieuwe plaat meer dan ooit op melodie, zodat de muziekcomposities op “Jinx” eigenlijk nergens daadwerkelijk uit hand dreigen te lopen. Dat is te zeggen… met uitzondering van het horrorachtige slotstuk waarin het gezelschap tegen het einde van het nummer zich onbeschaamd te buiten laat gaat in een woeste kakofonie. Ook het gebruik van een zangstem is een primeur, want nog nooit eerder is een album van onze Oosterburen opgeleukt door een stem van een zanger(es). Nu wil ik Heike Aumüllers woordeloze gekwetter niet meteen als volwaardige zang zien, maar dit markeert wel degelijk de eerste keer dat iemand op een plaat van de band vocaal te horen is.
Ondanks dat ik geen enkel probleem heb met Aumüllers zangstem (ze is in deze rol slechts op twee tracks te horen), kan ik mij best voorstellen dat haar gejengel sommige luisteraars de stuipen op het lijf kan jagen. Het is nochtans te hopen dat niemand zich hierdoor daadwerkelijk laat afschrikken, want “Jinx” is echt van een ongekende schoonheid. Ondanks dat de muziekliefhebbers in 2007 op muzikaal gebied buitengewoon verwend zijn, kan ik mij dan ook nauwelijks voorstellen dat deze plaat niet in mijn top 10 van het voornoemd jaar terechtkomt.
Met een dergelijke albumtitel is het overigens maar te hopen dat deze nieuwe plaat het collectief geen ongeluk brengt, maar dat terzijde…
Frans Schmidt