Het is een publiek geheim dat Progwereldrecensenten uitsluitend schrijven om zichzelf onder de aandacht te brengen bij het bevoorkeurde geslacht. Om dezelfde reden doe ik steevast alsof ik iets te melden heb over zowat alle subgenres die de prog te bieden heeft, en buiten kantooruren mag ik ook graag een belerende wenkbrauw optrekken en mijn baard aaien als iemand rare dingen zegt over klassieke muziek of jazz (de juiste houding is van levensbelang, kennis een bijkomstigheid). Dit is eenvoudig biologisch te verklaren. Een oerman was aantrekkelijker voor de vrijgezelle oerdames als hij in verschillende omgevingen wist te overleven, en uit prehistorische contactadvertenties blijkt dat Urgh (19, ervaren verzamelaar), Blagh (18, grotschilderes) en hun vriendinnen allemaal op zoek waren naar een niet onbemiddelde holbewoner die zowel in de jungle en de woestijn als in de bergen en op de steppe voldoende mammoetburgers zou kunnen regelen voor zijn harige vrouw en telgen. Mijn brede muzikale oriëntatie is een moderne variant van deze adaptatievaardigheid. Doordat ik over allerlei subgenres van de prog, zoals ‘klassieke’ prog, progmetal, RIO, jazzrock, en wat dies nog meer zij, met enig succes heb weten te schrijven staan mij dan ook altijd lange rijen gewillige jongedames op te wachten wanneer ik ’s ochtends, bruine boterhammetjes met kaas in mijn aktetas, op mijn fiets stap om weer een dag op mijn kantoortje een beetje te gaan zitten typen.
Zo is ook meteen duidelijk waarom ik nu weer een recensie schrijf over een minimalistische-freejazzprogtrio dat ik eerder al eens onder postrock heb geschaard: door “Teufelskamin”, het nieuwe album van het Duitse Kammerflimmer Kollektief, te bespreken bevestig ik eens te meer mijn positie als de Tom Jones van de progrecensenten. Los daarvan is het mooi meegenomen dat “Teufelskamin” een bijzonder fraai album is geworden. Van de hoes tot de muziek geldt dat alles tot in de puntjes verzorgd is, wat het album misschien wel de beste plaat van Kammerflimmer Kollektief tot dusver maakt.
Stilistisch is er niet veel veranderd sinds het vorige studioalbums, “Jinx” en “Wildling”. Ook op dit album maakt het Kollektief iets wat oudcollega Frans Schmidt in zijn recensie van “Jinx” omschreef als “een magnifieke melange van ambient, elektronica, (nu)jazz, klassiek en (post)rock”. Hierbij pendelt de groep tussen strakke melodieën, zoals in opener Coridicin Boogie, en minimalistisch experiment, zoals in Teufelskamin Jam #1, waarbij veel ruimte is voor noise gitaar en elektronisch geruis. Met de benadering doet de band nog steeds denken aan de late Talk Talk of het soloalbum van Mark Hollis, zonder daadwerkelijk te klinken als deze grondleggers van de postrock.
Iets dat wel veranderd lijkt ten opzichte van de eerdere albums is dat de groep op “Teufelskamin” minder klinisch klinkt dan op “Absencen” en “Jinx”. Niet dat Heike Aumüller met haar aparte stem nu opeens zoetsappige ballades staat te kwelen of in driekwartsmaat het noodlot bezingt, maar een nummer als het trage en melancholische New Ghosts, met mooie lo-fi postmetalgitaar die danst met de contrabas en harmonium, klinkt een stuk warmer dan het vroegere werk van de band. Dit brengt wel het risico met zich mee dat de band soms (doch niet in New Ghosts) haast lounge-achtig klinkt, maar de kille ondertoon die telkens hoorbaar blijft zorgt er juist voor dat de momenten die in minder capabele handen tot muzak zouden vervallen nu juist het geluid complexer maken. Tegelijkertijd maakt dit het album misschien toegankelijker voor de wat minder door de wol geverfde minimalistische elektrojazzprogliefhebber. Het laatste nummer, een Kammerflimmer/spaghetti western take op het bekende thema van “The People United Will Never Be Defeated” van Frederic Rzewski is in dit opzicht een leuke afsluiter.
Hoewel Kammerflimmer Kollektief met “Teufelskamin” niet plotseling zal doorbreken naar de Top 40, is het album op een bepaalde manier wel geschikt voor een breder publiek dan het voorgaande werk. Dat dit publiek nog steeds wel geduldig moet zijn en niet bang moet zijn voor een fikse dosis noise, toont echter wel aan dat toegankelijkheid relatief is: het collectief blijft begenadigd ongenadig. Desalniettemin, of misschien wel juist hierom, is “Teufelskamin” mogelijk de beste van Kammerflimmer Kollektief tot nu toe.
Zo, en nu eerst een mammoetburger.
Christopher Cusack