In 2005 introduceert de Oekraïense toetsenist Antony Kalugin zich bij het progpubliek met de debuut-cd “Continium” van zijn band Karfagen en sindsdien verschijnt het ene na het andere zilveren schijfje. Het moge duidelijk zijn: Kalugin is een workaholic. Niet alleen is hij druk in de weer met zijn paradepaardje Karfagen, tevens laat hij zich flink gelden als drijvende kracht achter de bands Sunchild en Hoggwash, terwijl hij ook nog tijd heeft voor het zij-project AKKO. Dat hij daarnaast ook nog eens her en der z’n vrienden een muzikale dienst bewijst, is tekenend voor deze ‘eight days a week’-man. Het is lovenswaardig dat de kwaliteit het daarbij altijd wint van de kwantiteit en zo is het ook met de hier besproken cd, de nieuwste schijf uit het verre Oekraïne.
“Spektra” is het achtste album van Karfagen, het derde met gitarist Max Velychko in de gelederen. Met zijn komst in 2014 is het jazzrock/fusion-geluid dat de muziek van Karfagen tot dan toe zo kenmerkt bijna geheel verdwenen. Je hoort het nog in de bassen en er zijn hier en daar wat toetsenakkoorden met die typerende harmonische gloed, that’s it. Velychko zorgt met zijn Latimer/Gilmour-achtige sound voor een mooie melodische inkleuring die goed past bij het progressieve symfonische geluid van de band. Meer dan ooit is de gitaar geïntegreerd in het geheel. De composities kunnen beschouwd worden als mooi schilderwerk met zo af en toe een solo als gouden aflaklaag. De wat minder prominente plaats die Velychko inneemt heeft er toe geleid dat Kalugin met z’n toetsen meer ruimte tot zijn beschikking heeft. Hierdoor is de variatie van de klanken die hij gebruikt behoorlijk groot, echter bont zou ik het geenszins willen noemen. Ook zijn er weer de nodige invulinstrumenten zoals fluit, accordeon, viool en fagot waardoor het stijlsgewijs alle kanten opgaat met de muziek. Toch laat Kalugin je niet snuffelen in onbekende steegjes en hij neemt je ook niet mee over vreemde paden. Nee, de man loodst je feilloos over bekend terrein.
Karfagen heeft weer een nagenoeg instrumentale pot Camel/Genesis-getinte muziek te bieden die wederom vermengt is met elementen folk, wereldmuziek, new age, neo-prog en klassieke muziek. De sfeer die een uur lang om ons heen hangt heeft iets filmisch en is op momenten zelfs wat theatraal. Wat de muziek in elk geval niet is: duf en saai en ze is vooral niet hoogdravend en pretentieus.
De zestien nummers, opgenomen in de periode 2011-2016, zijn opgedeeld in drie fasen,
dit volgens de befaamde 7-5-4-opstelling. Probeer niet te achterhalen wanneer welk nummer is gemaakt, beschouw “Spektra” als geheel en neem het feit dat er bijvoorbeeld drie verschillende drummers actief zijn maar voor lief. Veel nummers, zo niet de meeste, hebben iets typisch. Wat dat is valt moeilijk te duiden, het zal de cultuur wel zijn. Met het openende titelnummer neemt de gitaar je mee op de plaat en het is een waar genoegen om naar dit nummer, dat niet had misstaan op “Nude” van Camel, te luisteren. Op de een of andere manier doet elke track je steeds uitzien naar wat komen gaat. Troy begint lieflijk met akoestische gitaar en ontwikkelt zich tot een stuk met een bijna King Crimson-achtige heftigheid. Terra Incognita mag je ook bijschrijven op je lijstje met bijzondere werken, niet op z’n minst vanwege de theatrale latijns-talige zang die hier gezelschap krijgt van scherpe riffs en dartelende viool. In Celebration gaat de band dan weer richting Pendragon, neo-prog dus. Het leeuwendeel van de tweede fase wordt in beslag genomen door de in vier tracks opgesplitste epic Olympia (Quadrology). Dit is een enerverend stuk muziek waarvan het eerste deel en het laatste, Zeus en Aurora, het meest interessant zijn. Zeus is een vlot nummer met een springerig synthesizerthema en stuwende brassakkoorden, terwijl Aurora juist een gedragen sfeer heeft waarin het barst van de melancholie zoals die ook vaak te horen is op de oude Kayak-platen. In de derde fase treffen we Natural Charm aan en hoewel het niet het laatste nummer van het album is voelt het toch aan als de finale. Heerlijke vleugel, lekkere fluit, Mel Collins-achtige sax en een heleboel Karfageniaanse schoonheid maken dit nummer in elk geval tot het hoogtepunt van “Spektra”. Voor de volledigheid wil ik nog even kwijt dat dit album ook nog enkele rustpuntjes kent van akoestische gitaar dan wel piano en Kalugin zou Kalugin niet zijn als hij ze niet zou voorzien van een stemmig toetsen arrangement.
Al jaren laat Antony Kalugin horen dat het hebben van een hoop vaardigheden en een paar kilo smaak genoeg is voor het maken van een goede pot muziek. Met “Spektra” wordt duidelijk dat het niet zoveel uitmaakt uit welk vaatje hij tapt, het is gewoon altijd dik in orde. Wat dat betreft is dit achtste Karfagen album een plaatje dat je niet genoeg kan draaien. Doe het ‘s ochtends, doe het ‘s middags of doe het ‘s avonds. Je hebt dan aan eight days a week waarschijnlijk geen genoeg.
Dick van der Heijde