Ik ken niet veel platen die zozeer in aanmerking komen voor het label “Gevreesde Tweede Plaat” (GTP) als “Lionheart” van Kate Bush. Na het niet alleen enorme, maar vooral ook verrassende succes van het debuutalbum “The Kick Inside” met de hitsingles Wuthering Heights en The Man With The Child In His Eyes wist EMI niet hoe snel men een tweede plaat van dit fenomeen kon uitbrengen. Nog in het zelfde jaar waarin dat debuut verscheen, 1978, zag ook “Lionheart” het licht, een release die met nog meer fanfare gepaard ging dan het uitbrengen van “The Kick Inside”. Metershoge billboards in London en New York verkondigden de blijde geboorte, alsof Kate de aartsengel zelf was.En dat, terwijl “Lionheart” een in grote haast in elkaar geschroefde plaat was met zelfs een aantal stukken die voor “The Kick Inside” te licht bevonden waren, stukken als Don’t Push Your Foot On The Heartbrake en Kashka From Bagdad, nummers die Kate al in 1974 voor haar eerste demootjes op de plank had liggen.
Het resultaat was dan ook navenant: slechte recensies, vooral van recensenten die al moeite met “The Kick Inside” hadden gehad, teleurstellende verkoopcijfers en slechts één, bescheiden hitje in de vorm van Hammer Horror. Geen wonder dat Kate na deze ervaring besloot voortaan alleen nog platen uit te brengen als zij zélf vond dat ze klaar waren.
Voor een GTP is “Lionheart” helemaal geen slecht album, al is het met slechts 37 minuutjes wel een wat mager plaatje. Het heeft een warme klank, er wordt knap op gemusiceerd en de nummers zijn van een bijzonder hoog niveau, zolang je ze maar niet vergelijkt met de juweeltjes op Kate’s eersteling. Sleutelnummer lijkt me Oh England My Lionheart, een prachtige maar ook wat sentimentele ode aan het nostalgische Engeland van Charles Dickens en Peter Pan, het Engeland van haar jeugd. De bijzonder warme, wat naïeve beschrijving van haar land in beter tijden vindt zijn weerklank ook in de andere thema’s, zoals de speurtocht naar de onschuld van de jeugd (In Search Of Peter Pan), het gevoel onderdeel te zijn van een groter geheel (Symfony In Blue) en de geborgenheid van de liefde (In The Warm Room, Kashka From Bagdad). Daarnaast krijgt Kate’s interesse in morbide verhalen de ruimte in Coffee Homeground en Hammer Horror.
Muzikaal borduurt “Lionheart” natuurlijk voort op wat bij “The Kick Inside” nog zo’n verrassing was: de combinatie van knappe, soms zelfs briljante liedjes die wat meer zijn, in termen van harmonie, maatsoorten en genres, dan de geijkte vierkwartsmaatpop van die tijd en die opmerkelijke stem, die stem die kan krijsen, fluisteren, dreigen en zelfs – met een Duits accent – schmieren. Alleen zijn deze liedjes nét dat beetje minder briljant, klinken ze nét dat beetje minder fris.
In het complete oeuvre van Kate Bush steekt “Lionheart” in de verste verte niet boven het gemiddelde uit, maar laten we toch vooral niet vergeten hoe hoog dat gemiddelde is. Een mindere plaat van Kate Bush is nog steeds één van de wonderen van de wereld.
Erik Groeneweg