Het in mei 1974 verschenen “Kayak” is de tweede plaat van Kayak en het is verreweg de meest ‘symfonische’ plaat van deze legendarische formatie uit Hilversum. Hoewel onze eigen Wouter Bessels in het boekje van deze door Esoteric Recordings opgepoetste heruitgave nota bene Ton Scherpenzeel zelf laat zeggen dat ‘er tussen deze twee platen muzikaal gezien niet veel veranderd is’, kan ik het toch niet mee eens zijn. Met “Kayak” zet Kayak drie reuzenstappen in zijn carrière, en markeert tevens het eindpunt.
Naast Ton Scherpenzeel als voornaamste toetsenist en voornaamste liedjessmid, dringt ook drummer Pim Koopman zich meer op. Hij zou twee jaar later op “The Last Encore” werkelijk tot bloei komen, om daarna jammerlijk tot het besluit te komen te stoppen; gelukkig tijdelijk, want in 2000 was hij tot zijn overlijden in 2009 weer bij de reünie van de partij. Doch wat hij als materiaal brengt op “Kayak” is allesbehalve misselijk.
Om te beginnen is daar They Get To Know Me, een 9-minuten-durende epos. In Kayak-land is dat te vergelijken met een nummer dat een plaatkant duurt en zo voelt het ook. Het valt uiteen in drie delen, en als het toetsen- en gitaarduel in het tweede deel al indruk maakt (Scherpenzeel al solerende op de Mini-Moog, geweldig), dan kan het derde deel, het haast ‘Boléro’-achtige thema, waarover de gitaar van Johan Slager excelleert, niet anders dan hemels genoemd worden.
Daarnaast is ook het wat bevreemdende en hypersymfonische Trust In The Machine van de hand van Koopman. Ik heb ooit deze plaat op lp gehad en ik kan me herinneren dat de tracktijden daar niet bijstonden, of ik er nooit op gelet. Hoe dan ook, in mijn herinnering leek dit nummer veel langer dan de 6 minuten die mijn cd-speler nu aangeeft. Het is een gave die Kayak nooit heeft verloren: een nummer zo boordevol zalige melodie te vullen dat het aangediende een wereld op zichzelf vormt. De lengte doet dan niet ter zake. Wat betreft Trust In The Machine, het is een nummer dat bol staat van de studio-effecten en het is daarom niet raar dat Koopman in de late jaren ’70 een veelgevraagd producer werd. Overigens kent ook dit nummer een zalig, Mellotron doordrenkt ‘Boléro’-achtig thema, iets anders dan op They Get To Know Me, maar toch.
Buiten de leuke niemendalletjes Mirielle en His Masters Noise (de oorspronkelijk bedoelde titel voor deze plaat trouwens), kent Koopmans aandeel tenslotte ook Wintertime, dat een klein hitje voor de Nederlandse groep betekende. Het is een heerlijk, vlot nummer met een zalig refrein. Een soort Mammoth, maar dan zonder draaiorgel.
Eigenlijk valt het aandeel van Ton Scherpenzeel, die toch gezien moet worden als Kayaks belangrijkste broodheer, op “Kayak” een beetje tegen. De opener Alibi beukt er goed uit, en Mountain Too Rough is best mooi, maar toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat Scherpenzeel zijn kruit bewaard voor de opvolger “Royal Bed Bouncer”, waarop 9 van de 10 composities van zijn hand zijn en welke algemeen gezien wordt als de kroon op Scherpenzeel’s werk.
Gezien het feit dat deze opvolger en alle andere platen vanaf die tijd een andere koers uitzetten, is “Kayak” een overgangsplaat. Volgens sommigen de beste uit de vroege periode, hoewel de meesten toch voor “Royal Bed Bouncer” (en ondergetekende voor “The Last Encore”) zullen kiezen. “Kayak” is een stuk volwassener dan “See See The Sun”, het bleek een doodlopende weg. Maar doodlopende wegen geven weleens vaker de beste uitzichten.