Bassist Phil Warren is al jaren een groot liefhebber van het progressieve Canterbury-genre. Wel is het een beetje raar dat er over zijn muzikale daden niks bekend is. Nu kennen we Canterbury vanwege z’n obscuriteit, maar ik weet gewoon graag alles van de hoed en de rand.
Het eerste wapenfeit (althans voor zover ik weet) dient zich aan als in juli 2018 “The Last Harvest” verschijnt, het debuutalbum van de op zijn initiatief ontstane projectband Kentish Spires. De bassist laat zich met het album gelijk goed horen. “The Last Harvest” is een fraaie hommage aan alles dat Canterbury ademt, de composities mogen er zijn en het zeskoppige gezelschap weet elkaar hier uitstekend te vinden. De band is zorgvuldig door Warren en gitarist Danny Chang uitgezocht. Chang, die we kennen van het Fyreworks-album uit 1995, heeft “The Last Harvest” geproduceerd en Rob Reed staat bij de credits vanwege zijn mastering. Dat zijn namen waar je mee thuis kan komen.
Een geslaagde en zeker gezichtsbepalende kant van het bandgeluid is het feit dat er regelmatig stijlen als jazz, prog, mainstream rock en folk met Canterbury worden gecombineerd. De variatie mag dan groot zijn, de coherentie is dat ook. De band moet wat dat betreft erg blij zijn met zangeres Lucie V die met haar donkere, soepele, maar vooral unieke stemgeluid de nodige eenheid in de muziek aanbrengt. Ze wordt op het internet regelmatig geprezen voor haar vocalen en ik kan niet zeggen dat dat onterecht is. Lucie V zingt haar hele leven al in diverse folkbands en dan zegt het genoeg dat ze in 2017 is toegetreden als leadzangeres bij een hardrockband, een veelzijdige dame dus hoewel er op “The Last Harvest” geen spoortje hardrock te bekennen valt.
Een andere aanbrenger van een hoop coherentie is blazer Paul Hornsby. Op sax komt hij met scherpe, aardse thema’s in de lijn van David Jackson, terwijl hij met z’n dwarsfluit de muziek haast laat zweven in de lucht. Hornsby is nagenoeg constant aanwezig met z’n muzikale maizena. Je mag het je overigens afvragen of hij de flow van de muziek nou juist volgt dan wel bepaalt. Tja, het is typisch zo’n gevalletje kip-ei. Het drumwerk van Tim Robinson (Fyreworks en ex-Magenta) samen met het bassen van Warren loodst je hoe dan ook uitstekend door het glooiende landschap van de muziek heen. Je hoeft geen Canterbury met allerlei psychedelisch geharrewar te verwachten. Hier zijn geen diepe ravijnen, steile wanden en grillige rotsen. Nee, gitarist Chang en toetsenist Rik Loveridge nemen je mee naar de mooiste plekjes, daar waar de gitaarsolo’s uitstekend zijn, de orgelakkoorden lekker en de piano fris. Wie wil zich nou niet wagen aan een excursie door dit fraaie groene land?
De tocht gaat langs zeven plekken waarvan vooral de eerste en de laatste het goed zullen doen onder ons proggers. Opener Kingdom Of Kent is een tamelijk lang nummer met hoekige passages die het beste te omschrijven zijn als vrolijke Van Der Graaf Generator. De gedeeltes met dwarsfluit trekken de muziek dan weer glad om maar te zwijgen over de Pink Floyd-momenten. Soms mag een band best de copy cat uithangen zoals hier, het is immers een debuutalbum. Oké dan. Het afsluitende titelnummer is een epic van dertien minuten die attractief spel kent op de fretloze basgitaar evenals een weerbarstige sax solo. De daaropvolgende finale is een grote verrassing. Het gedragen einde is met z’n zalige melodieën zo onsterfelijk mooi. Dat zag ik echt niet aankomen. De band stijgt hier boven zichzelf uit en dat is eigenlijk wel verdiend.
Precies midden op het album staat een opmerkelijk nummer. Introception is Westcoast mainstream rock, terwijl de stem van Lucie V enigszins aan die van Anouk doet denken. De song is leuker dan het lijkt. Het album bestaat voor het merendeel uit lichtvoetig materiaal. Spirit Of The Skies is vlotte jazz, Hengist Ridge heeft een filmische inslag en Clarity is een aanstekelijke kruising tussen de folk van Mike Oldfield en het overbekende Take Five van Dave Brubeck. Het heeft allemaal nogal een feel good vibe zoals eigenlijk heel de plaat dat heeft.
In eerste instantie zou je “The Last Harvest” uitsluitend toe willen schrijven aan liefhebbers van Canterbury en dan met name aan hen die houden van tamelijk toegankelijke muziek. Je moet echter wel een enorme amoebe zijn wil je niet een ietsepietsje geraakt worden door deze schijf.
Dick van der Heijde