Khôrada is een nieuwe band geformeerd uit de overblijfselen van Agalloch en Giant Skuid, twee formaties afkomstig uit de Amerikaanse post/atmosferische metal scene. Beide bands mogen binnen het genre als absolute cult bands worden gezien en hebben in de loop der tijd veel aanhangers verzameld, maar echt doorgebroken zijn de bands nooit op het gebied van verkoopresultaten en uitverkochte concertzalen. Desondanks worden de bands gekoesterd door de fans van doom en post-metal, maar de nieuwe formatie lijkt tijdens de productie van dit album niet geïnteresseerd te zijn in het veroveren van meer fans. De muziek is zelfs (nog) minder toegankelijk dan de oorspronkelijke bands lieten horen.
Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: Khôrada maakt zwaarmoedige experimentele progmetal waar je gemoed het beste beentje moet bijzetten om niet neer te dalen in een deprimerende trechter vol ellende. De band weet op onmiskenbare en sterke wijze een sfeer neer te zetten die in mijn ogen naargeestig is, maar tegelijkertijd ook een volkome unieke sound vertegenwoordigt waarin je bij elke draaibeurt iets nieuws ontdekt.
Dat zwaarmoedige karakter vind je terug in zware gitaarklanken en droge drums, maar ook door de tweestemmige zang van gitarist en zanger Aaron John Gregory. Goed voorbeeld daarvan is gelijk het eerste nummer op de cd: Edeste. Chaos, wanhoop, desoriëntatie, allemaal kenmerken van treurnis die via de muziek naar boven komen, zeker wanneer je de eerste keren naar het album luistert. En het enige zeldzaam rustpuntje in de track zorgt juist nog meer voor een neerslachtig en depressief gevoel dat diep doordringt tot alle botten in je lichaam. Tegelijkertijd word je bewust van een unieke en innoverende sound in de wereld van postrock, mits je er voor openstaat. Dat unieke aspect is niet per definitie in het gebruik van alternatieve instrumenten, maar wel in de toepassing daarvan. Zo is het gebruik van een trompet in Wave State een bijzondere toevoeging die je niet gelijk verwacht bij een band die dit soort muziek produceert.
Over het algemeen ligt het tempo op het album niet bijzonder hoog, Seasons Of Salt is daarentegen de uitzondering. Razendsnelle basedrums, snijdende gitaarriffs en wederom… chaos. Een muur van geluid komt op je af, maar de subtiele jaren zeventig toetsen zijn bijzonder, hoewel je goed je best moet doen om die te ontdekken. Zie het metaforisch: er wordt een unheimisch gevoel gecreëerd waarin je halfdood op de grens van leven en dood balanceert. Voor je uit trekt een horde hysterische geesten aan je armen met de bedoeling je diep de hel in te sleuren. Het huidige leven inclusief krankzinnige maatschappij trekt aan je benen om je in deze dimensie te houden. Het is moeilijk kiezen, want waar blijft het voorspelde vreedzame gevoel wanneer je bezig bent met je overgang naar het eeuwige leven?
Tegendraadse toetsen vind je in Water Rights, wat net zoals de rest van het album een aanklacht is tegen hoe we momenteel met onze natuur omgaan. De toetsen van Don Anderson slaan halverwege een andere kant op dan de ritmesectie en gitaren. Het voelt vreemd en onwennig aan, maar bij nadere bestudering is het wel uiterst interessant en inventief. De zang en screams van Aaron Gregory op het einde van de track voelt aan als een protestsong tijdens een klimaatconferentie. De teksten op het album zijn sowieso een aanklacht tegen de huidige maatschappij en hoe de wereldbevolking met ons milieu en natuur omgaat.
Hoewel de voormalige leden van Agalloch nog geen vaarwel hebben gezegd tegen het maken van melancholische en mistroostige doom metal, is de muziek op “Salt” van een volkomen ander karakter. Het is op alle vlakken veel dynamischer maar vooral ook voller. Dit is geen album wat een commercieel kassucces gaat worden, dat is wat mij betreft een zekerheid. Je moet er van houden en er dan ook nog voor in de stemming zijn. Het heeft onherroepelijk invloed op je gemoed en je humeur. Dat gezegd hebbende bewijst ook weer het unieke karakter van dit album.
Ruard Veltmaat