Het leuke van schrijven voor een progressieve website is wel de ontdekking. Bijna elke week bemerk je wel een nieuw bandje, een andere richting, een frisse ontwikkeling in een doodgewaande substroming. Fans van progressieve rock staan er in het algemeen om bekend dat ze een brede smaak hebben, wat betreft andere soorten popmuziek. Dat geldt niet alleen voor de luisteraars, maar zeker ook voor de artiesten en dat leidt dan weer soms tot smakelijke discussies. Is de muziek van band A nog wel ‘symfonisch’ genoeg en als artiest B dan zo retro is, is-ie dan nog wel progressief? En dan nog: is iedere progressieve artiest wel prog en elke band die rare maatsoorten toepast symfonisch?
Zucht…
Het maakt de recensent in kwestie niet gemakkelijk de scheidslijnen zuiver te stellen en dat geldt helemaal voor het nu volgende werkje. King Biscuit Time is het alter ego van Steve Mason, die toch zeker drie mensen in Nederland moeten kennen als de frontman van de ter ziele gegane alternatieve formatie Beta Band. Nu zal je beide bands tevergeefs zoeken in de Progarchives (zelfs niet onder ‘prog-related’), maar helemaal onlogisch is dat niet. De Beta Band was toch een overduidelijk alternatieve band, zij het een intelligente variant daarop. Steve Mason’s nieuwe ‘band’ is een logisch vervolg daarop.
Met “Black Gold”, dat na een aantal singles en ep’s feitelijk het debuut is van King Biscuit Time, tovert Mason ons een intelligente mix voor van kwaliteitspop en knutselmuziek. Het ambachtelijke en lichtelijk alternatieve niveau wordt versterkt door een oogstrelende verpakking, waarbij naast de normale cd ook een extra album is toegevoegd met alle nummers nog een keer instrumentaal. Dat heeft echter ook gelijk een klein nadeel en daar kom ik op terug.
De muziek van King Biscuit Time is een ratjetoe van invloeden van zowel Beck, Neil Young en Björk. Ik hoor ook invloeden van The Beatles en The Doors, maar van een kopie van ook maar één van die invloeden is geen sprake, alhoewel All Over You verrekte veel lijkt op The Needle And The Damage Done van Neil Young. King Biscuit Time haalt in geen geval het niveau van bovenstaande voorbeelden, maar evenaart deze soms.
De negen (Metal Biscuit is een korte instrumentale afsluiting) composities zijn consistent genoeg om te spreken van een goede plaat, het is de instrumentale tweede cd die bewust (?) een puntje bij het totaal optelt. Want de instrumentale cd laat horen dat alle nummers ook zonder zang hadden gekund. De instrumentale nummers kennen slechts de basistracks; de zanglijnen worden niet overgenomen door een ander instrument. Feitelijk zijn het daardoor nieuwe composities en da’s natuurlijk precies de bedoeling. Het maakt dat de eerste cd een prima singer-songwriterplaatje is en de tweede een beeldschone klankschildering, een soundtrack van een niet bestaande film. Knap!
Ik had persoonlijk graag gezien dat Steve Mason beide werken had aaneengesmeed tot één werk, waarbij de instrumentale gedeelten als interludes of epilogen her en der aan het geheel waren toegevoegd. Sommige composities hadden dan wat langer gemoeten of een deel 2 gekregen. Het conceptgevoel was dan wat sterker geweest, want nu heb ik het gevoel met twee halve meesterwerken te zijn opgezadeld. Doch ik geef toe, dit alles zijn adviezen die alleen maar een symfonische rockliefhebber kan geven.
Dat “Black Gold” evenwel veel kwaliteit bevat, zal na het lezen van dit epistel wel duidelijk zijn. Toch meen ik dat Steve Mason veel meer in zijn mars heeft en nog niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. Het is te hopen dat hij zijn progressieve insteek van zijn muziek nog een stap verder zet. Immers, ook buiten wat wij traditiegetrouw zijn gaan beschouwen als prog hebben wij goede muziek nodig. Al was het alleen maar om de lat weer wat hoger te leggen. Voorlopig levert Steve Mason ons geen goud, maar wel een erg lekker weghappend koekje van eigen deeg.
Markwin Meeuws