In navolging van het eerste deel bevat “The Great Deceiver 2” wederom twee volledige concerten met wat ‘losse’ toevoegingen van tournees die King Crimson in 1973 en 1974 ondernam. Het kwartet Fripp-Cross-Bruford-Wetton houdt zich tijdens beide concertreeksen niet aan een vaste setlist. Improvisaties en wisselende nummers zijn aan de orde van de dag. Zo ook het concert dat de band gaf op 29 april 1974 in het Stanley Warner Theatre in Pittsburgh. Meteen knalt The Great Deceiver er vol in. Vervolgens wordt al snel in de vrije versnelling geschakeld, maar met Exiles en The Night Watch zet de groep in een vloeiende beweging het optreden voort, om via Doctor Diamond aan te belanden bij één van de eerste uitvoeringen van Starless. Het betekent de apotheose van een concert met een briljante setopbouw en een overmatig aanwezige Mellotron (hoort u dat, Erik N. uit Den Haag!). Van Starless weet ik eerlijk gezegd niet of ik een betere versie ken. Na het tweede refrein speelt Wetton al even het bekende basloopje, voordat de zaak stil komt te liggen en Fripp de groep dirigeert naar de ultieme climax. Spetterend en dynamisch, maar toch ingetogen. Alhoewel, Bruford gaat als een bezetene tekeer en laat de ene na de andere typische fill horen. Als dan in de laatste drie minuten ook het scherpe vioolgeluid van Cross erbij komt, is het plaatje compleet. Een niet te missen luisterervaring.
Het leeuwendeel van de tweede cd bestaat uit een opname gemaakt in Zurich op 15 november 1973, niet voordat Fripp ons vier nummers voorschotelt van vier nummers van het concert in Toronto, waar de groep op 24 juni 1974 heeft gespeeld. Daartoe horen ook de improvisaties The Golden Walnut en Clueless And Slightly Slack. De eerste zeer pittig en rauw (met een briljant bassende Wetton), de tweede mysterieus en leunend op de viool van Cross. Een kakofonie is het resultaat, waar Fripp als solist uitkomt. Clueless? Zeker. Misschien zelfs richtingloos. De gitarist spreekt in het cd-boekje van een ‘moeilijk’ publiek die avond; dat had zo te horen zeker haar weerslag op het optreden. De daaropvolgende opnames uit Zurich zijn geheel andere koek, beginnend met Cross en Fripp die al improviserend de introtape van No Pussyfooting voortzetten. Vervolgens wordt de toon met het overdonderende Larks Tongues In Aspic gezet. Jammer alleen dat The Law Of Maximum Distress niet volledig is, wegens te weinig tape. Hieruit schijnt overigens The Mincer te zijn ontstaan (en dat na overdubs in de studio op “Starless And Bible Black” terechtkwam), maar waar precies kan ik niet ontdekken. Heeft Fripp dat gedeelte toch bewust weggelaten? Gave versies van Easy Money en The Talking Drum completeren het optreden in Zurich. Een waardige, maar ook abrupte afsluiter van deze voormalige boxset.
Zoals ik in het eerste deel van deze recensie al heb aangegeven, is het geweldig dat “The Great Deceiver” weer verkrijgbaar is. Op geen enkel andere wijze kan de luisteraar zo diepgaand de jaren 1973 en 1974 van King Crimson ontdekken. Geen wonder dat de platen uit die tijd voor een groot deel zijn gebaseerd op live opnames: elk concert biedt weer net even iets anders. De groep was absoluut geen ’touring machine’ die elke avond haar ding deed, maar een solide op elkaar ingespeeld kwartet. Kleurrijk en vol afwisseling. Wel valt op dat de meer gewaagde en minder toegankelijke improvisaties in 1973 ontstonden, terwijl de groep in 1974 met Fracture en Starless twee sterke composities op haar setlist had staan, die live optimaal werden uitgewerkt, met verbluffende resultaten tot gevolg. Samen met “The Night Watch” zijn deze twee dubbel cd’s het neusje van de zalm van King Crimson in haar hoogtijdagen en die tevens aan de basis staan van de muzikale ontwikkeling van de bandleden in de daaropvolgende jaren.