Het heeft bijna tien jaar moeten duren na “Three Of A Perfect Pair” vooraleer Robert Fripp, met de steun van Adrian Belew, King Crimson nog eens uit de ijskast heeft gehaald. De Discipline-bezetting wordt hier meteen uitgebreid met Pat Mastelotto en Trey Gunn, zodat men kon spreken van een dubbele bezetting, wat het geheel toch wat bijzonder maakte. Ik ken tenslotte erg weinig bands die met meer dan één bassist door het leven gaan.
“THRAK” is altijd een beetje een vergeten album geweest, een album dat zowat overal tussenviel, dat bij geen enkele periode hoorde. Doch is dit album een album dat niet vergeten mag worden. Al is het alleen maar vanwege die unieke dubbele bezetting. Of vanwege het feit dat “THRAK” het eerste (en laatste) album is sinds het zo bejubelde “Red” waarop Robert Fripp de Mellotron weer even ter hand neemt. Een instrument dat voor vele proggers toch altijd net dat ietsje extra geeft aan de muziek.
Het gevaar dat deze ‘superbezetting’ wel met zich meebrengt is dat de bandleden zichzelf zouden gaan verliezen in teveel uitgesponnen improvisaties of in virtuoos spelen om virtuoos te kunnen spelen (het kijk-eens-hoe-snel-ik-mijn-instrument-wel-niet-kan-bespelen-syndroom dus). Het zou tenslotte niet de eerste band zijn, opgebouwd uit verschillende leden van grote bands, die zichzelf daarin verliest, zoals bijvoorbeeld Emerson, Lake & Palmer of Liquid Tension Experiment. Maar gelukkig komt het op “THRAK” nergens zo ver, King Crimson weet hier perfect hoe ver ze kunnen gaan en hoe ver niet. De improvisaties die bij de live tournee rondom dit album hoorden, werden overigens verzameld op het meer dan aardige “THRaKaTTaK”: voor wie niet genoeg van King Crimsons improvisatiedrang kan krijgen dus.
King Crimson is altijd dé progressieve band bij uitstek geweest, één van de weinige bands die zich telkens bleef vernieuwen en zich niet tevreden stelde met telkens hetzelfde succesalbum uit te brengen. Anders had dit alweer de elfde incarnatie van “In The Court Of The Crimson King” geweest kunnen zijn. Maar wat besluit de King Crimson van de jaren ’90 vervolgens te doen? Ze maken van “THRAK” de perfecte synthese van hun carrière tot dan toe. Men kan hier even goed verwijzingen in zien naar hun allereerste albums lang geleden in de jaren ’60 als naar de drie Wetton-albums als naar het Discipline-tijdperk. Dit alles krijgt een hardrock-touch, die in de jaren ’90 zo populair was, om zo tot King Crimson anno 1995 te komen.
Zo is er het eerder rustige nummer One Time dat doet denken aan King Crimson ten tijde van “Islands”. Een nummer dat overigens ook aantoont dat Adrian Belew eigenlijk wel een erg goeie zanger is, ook dit soort nummers verteert zijn stem goed. King Crimson refereert ook naar zijn vorige incarnatie door ondermeer het nummer Walking On Air. Ook komen we op dit album met B’Boom een waar drumduel tussen Mastelotto en Bruford tegen. Maar het hoogtepunt op dit album is toch wel Dinosaur. Eigenlijk niets meer dan een simpel rockliedje gedragen door alweer geweldige zang van Belew, dat naar het einde toe losbarst in een orgie van gitaar en bas, maar dan op zijn Fripps. Ondanks de eerder vermelde minimalisatie van King Crimsons improvisatiedrang, moet wel vermeld worden dat er toch ook voor de liefhebbers gezorgd is. De drie VROOOM-tracks zijn hier een heel mooi voorbeeld van.
King Crimson anno 1995 is toch alweer (of zouden we eigenlijk moeten zeggen nog steeds?) een unieke band, niet alleen vanwege de dubbele bezetting, maar ook vanwege de perfecte synthese die ze maakten van hedendaagse hardrock en van hun eigen werk door de jaren heen. En daarenboven slaagden ze erin dat erg fris te laten klinken, ook nu nog steeds. “THRAK” is misschien niet het meest voor de handliggende album, of het meest aansprekende van King Crimson. Maar als ik één album moet uitkiezen om boven de andere te plaatsen, zal het toch deze zijn. Deze bezetting was een bezetting die nog lang bij King Crimson had mogen blijven…