Tsunami’s in Japan, vulkaanuitbarstingen op IJsland, smeltende ijskappen van de Noord- en Zuidpool, aardbevingen in het voormalige Ottomaanse Rijk, orkanen boven de Caraïben…het lijkt wel een doemscenario voor een film als ‘The Day After Tomorrow’. Als de elementen in alle hevigheid losbarsten, is er geen houden meer aan. Wanneer het Texaanse powertrio King’s X alle registers opentrekt, is het alsof de natuur ook in een muzikale gedaante hevig tekeer kan gaan.
Rocken doen ze als geen ander, deze protagonisten van de groove rock. De van blues en funk doordrenkte hardrock zweet Hendrix uit alle poriën, tot en met de zang van Ty Tabor toe. Andere referenties zijn Led Zeppelin, ZZ Top, The Beatles en nog een trits artiesten/bands die de groep geïnspireerd hebben tot het mixen van deze verkwikkende cocktail, die al sinds eind jaren zestig, begin jaren zeventig geserveerd wordt. De songs klinken vrij melodieus, zijn vaak behoorlijk complex van structuur en leunen daardoor geregeld over naar het meer progressieve genre. Maar bovenal straalt de groep ongemeen veel power uit en da’s wat de beleving van deze live registratie tot een waar feest voor de onderbuik maakt. De gangbare cliché’s neem je er voor één keer met een kwieke heupzwaai bij.
De perfect geoliede machine wordt op gang getrokken door het zeer toepasselijke Groove Machine, een lekker scheurende song die het asfalt van de bloedhete Texaanse bodem ogenblikkelijk doet smelten. Dogman, één van de publiekslievelingen, schraapt de laatste restjes genadeloos weg en effent het dan nog overgebleven pad voor Believe, de song waarin prekerig komaf gemaakt wordt met het lei(ij)derschap van Bush Jr. Little Bit of Soul is de beste remedie hiertegen en middels een aan Paul Rodgers (van Bad Company) ontleende gitaarrif wordt hier op genereuze wijze aan voldaan. Geen reden tot Complain dus, een song die strakker zit dan Billy Turf in een pamper. Op Over my head lijkt het eventjes alsof David Lee Roth toegetreden is tot Black Sabbath maar Ty Tabor zet snel de puntjes op de i door een verschroeiende gitaarsolo, één van de vele trouwens. Zijn fabuleuze en expressieve gitaarspel doet iemand als John Petrucci eerder op een steriele zwabber lijken en krijgt dankzij het kurkdroge drumwerk van Jerry Gaskill en de loodzware bas van Doug Pinnick alle ruimte om te excelleren. Om de voorliefde voor het werk van Hendrix extra te onderlijnen, wordt diens Manic Depression met behulp van Pearl Jam bassist Jeff Ament stevig onder handen genomen. Mijn favoriet en tevens het meest naar progrock neigende nummer is Screamer, een dreigende, bezwerende song met een psychedelisch tintje. Met het heupwiegende Johnny komt er een (voorlopig) eind aan dit uurtje rockfestijn van de bovenste plank. Tijd om even op adem te komen, dus, en concreet betekent dat: hemd terug dichtknopen en in de broek, luchtgitaar even aan de denkbeeldige haak en het bekken weer loodrecht op het knikkende onderstel trachten te positioneren.
Elke zichzelf respecterende band met ballen toont graag een ander facet van het muzikale spectrum middels een korte akoestische set. Zeven nummers langs demonstreert King’s X dat ze ook dat gedeelte moeiteloos beheersen. Anders dan bij “12:5” van Pain of Salvation bijvoorbeeld, blijven de songs ook in hun akoestische versie moeiteloos overeind staan en is het genieten geblazen van o.a. What I’m Gonna Do, Mr. Evil, Mississippi Moon en het verrukkelijke Goldilox. Bij al dit moois zou het heerlijk cruisen doorheen het dorre Texaanse landschap moeten zijn, met de oranje gloed van een ondergaande zon op de motorkap. Een bevallige deerne op de passagiersstoel is wenselijk doch niet echt noodzakelijk. Het is en blijft stoere jongensmuziek en na de akoestische tussenstop snakt de V8 naar een forse duw op het gaspedaal. Saffie tussen de lippen (Cigarettes), nog steeds genietend van de wijde omgeving in een zomers decor (Summerland) en ach ja, dan toch maar een tedere hand op mijn rechterbil (We Were Born To Be Loved). Bij wijze van naspel levert de akoestische versie van Over My Head een leuke bonus op tot “Live All Over The Place” samen met de ondergaande zon achter de horizon verdwijnt.
Hoogst merkwaardig dat een groep, die als voorspel van o.a. AC/DC, Anthrax, Living Colour, Dio, Dream Theater en Joe Satriani mocht fungeren, nog steeds in de schaduw van dergelijke grote namen moet blijven staan. Verbazingwekkend ook dat de naam van de groep regelmatig weerkeert als inspiratiebron voor andere, soortgelijke bands. En toch is King’s X na al die jaren nog steeds een nobele onbekende, een groep die weliswaar kan bogen op een fanatieke maar kleine achterban. Jammer en geheel onterecht, overigens, want King’s X verdient een ruimer publiek dan de naar de jaren zeventig hunkerende retro’s. “Live All Over The Place” is een b(r)oeiende retrospectieve van 16 jaar King’s X. Deze groove machine loopt nog steeds als gesmeerd en heeft de komende tijd geen behoefte aan een onderhoudsbeurt. Plankgas graag!