De harde kern van Kshettra, drummer Tikhonov en bassist Ghas, speelt al sinds 2007 samen. De heren komen uit de buurt van Moskou en maken instrumentale rock die een beetje het midden houdt tussen Tortoise en Van der Graaf Generator.
Denk dus aan zware bassen en stevige drums, met daaronder knersende synthesizers en daarover heen soms een sax, trompet of trombone. Daarbij is de band nogal onder de indruk van Indiase muziek en dito cultuur; Kshettra is Sanskriet voor ‘gebied’, meestal in de zin van ‘heilig land’. Vandaar dus ook het gebruik van sitar en samples van andere Indiase instrumenten.
Drummer Tikhonov speelt de belangrijkste rol; hij is een veelzijdige drummer met een grote interesse in ritmes uit de wereldmuziek. Zijn partijen zijn gelaagd, intelligent en knap gedaan. De bijdragen van de andere muzikanten, inclusief Ghas, zijn minder interessant. Blazer Mulikov is op bijna alle stukken wel te horen, maar de partijen die hij speelt zijn op zich staande figuurtjes die lang niet altijd even goed bij de rest van de muziek passen.
Kshettra speelt drie behoorlijk lange stukken van tien minuten of meer. Eerlijk gezegd worden die stukken daar lang niet altijd beter van. De drummer slaat een ritme en de anderen spelen daar riedeltjes overheen. Niet geïmproviseerd, maar ook niet met een significante opbouw. Het wordt niet per se spannender naarmate het nummer vordert, zeg maar. Het luistert lekker weg, maar blijft niet hangen. Is een noot gespeeld, dan ben je hem ook weer kwijt.
Mooi voorbeeld is Umbra: het begint met stuwende drums en jazzy blazers, maar die worden verjaagd door een veergalm die begint te kletteren en fluiten, de drummer speelt een simpele vierkwarts en daarna een solo met nog meer gedoe terwijl de bassist zijn geluid door een zwik effecten jast. Na drie minuten komen de blazers weer terug en verandert de muziek in een soort Oekraïense boerenbruiloft, dan is er een saxofoonsolo en daarna is het zigeunerorkest nog even terug tot het einde. Geen idee waarom, elke samenhang ontbreekt. Dat is niet erg, als de verschillende stukken dan maar mooi of spannend zijn.
Kshettra moet het dus hebben van sfeer, en dat zit gelukkig wel goed. Ambiance volop, vooral in het duistere Walk Under The Moon, waarin minuten lang bijzonder smaakvol geen moer gebeurt. Daar doet de band even denken aan David Sylvian in zijn goede jaren: een digitaal wolletje, wat gekners en geklapper en daar overheen een ijle trompet. Erg mooi, maar ook weer veel te lang.
“Five Mothers” is al met al een wat onbevredigende luisterervaring. De band hinkt op twee gedachten, wil rocken maar ook chillen, en doet beide onvoldoende. De mannen zijn beter in die ambiënte muziek, maar daar kunnen ze de drums, toch hun sterkste troef, weer niet ten volle uitnutten. Nog maar een nachtje over mediteren, dus.
Erik Groeneweg