Het blind aankopen van cd’s is een spannende doch risicovolle onderneming. Het overkwam me enkele jaren geleden tijdens een progfestival ergens in het hoge noorden. Gebiologeerd door het fraaie artwork en de tot de verbeelding sprekende groepsnaam, besloot ik deze kelk tot mij te nemen en te proeven van het werk dat deze toen nog piepjonge Italiaanse band in de toren van de alchemist klaargestoomd had.
Het eerste (en tot nader order enige) wapenfeit van La Torre Dell’Alchimista is een speels, frivool eerbetoon aan de hoogtijdagen van de symfonische rock uit de jaren zeventig. De groep betuigt opvallend veel respect voor andere, klassiek getinte bands die in die periode het mooie weer maakten in Italië (PFM, Banco, Le Orme). Bon, de traditie eerbiedigen is één zaak, maar vaak word je dan geconfronteerd met replica’s van het verleden en da’s niet echt een meerwaarde voor een genre dat zich progressief pleegt te noemen. Gelukkig wist de band deze moeilijke klip probleemloos te omzeilen door met een heel verfrissend en aanstekelijk debuut voor de dag te komen. Hier en daar verraadt het album wel enige jeugdige onervarenheid, maar het laat zich al bij al als een verkwikkend brouwsel proeven, waarbij in hoofdzaak de liefhebbers van op keyboard geënte symfo op hun wenken bediend worden.
Eclisse komt wat moeizaam op gang (de interactie tussen Mutti & Ceraolo verloopt aanvankelijk nogal stroef) maar barst plotseling los in een opzwepende song, waarbij het zwierige toetsenspel van Mutti duidelijk de boventoon voert. Voeg daar nog het zuivere, hoge stemgeluid van Giardino aan toe en je weet meteen wie de drie spelbepalende figuren in dit geheel zijn. Het ronduit verbluffende Delirio is ook zo’n song waarbij je haast in extase geraakt: heerlijke melodielijnen, fraai gevarieerd toetsenwerk en het zich als een sierlijke slang daartussen wurmende fluitspel van Ceraolo. Ook in het titelnummer wordt de lijn verder doorgetrokken, hoewel hier iets meer rustpauzes ingelast worden; een ideaal moment voor warme Mellotronklanken dus. En helemaal rustig wordt het tijdens de gracieuze glijvlucht die Il Volo daadwerkelijk is. Erg fraai hoe deze youngsters de hemel zachtjes inkleuren op de tonen van ijle toetsen, akoestische gitaar en altklarinet. De intro van L’apprendista heeft wat van Focus weg maar krijgt gaandeweg een wat donker tintje door het spel van Mutti op zijn Hammond. Helemaal op het eind krijgt de song een wat verrassende wending door het inlassen van een stukje uit de 3e (orgel) symfonie van Camille Saint-Saëns. Leuk misschien, maar niet echt op zijn plaats.
I Figli Della Mezzanotte borduurt netjes voort op het patroon van zijn voorgangers en effent het pad voor een fraai instrumentaal intermezzo, La Persistenza Della Memoria geheten, waarop Mutti zijn klassieke scholing als pianist onverholen etaleert. Dan is het vet wel van de soep want Lo Gnomo noch Acquario slaan veel gensters (vonken), hoewel laatstgenoemd nummer nog wel enkele erg fraaie passages herbergt en naar het einde toe zowaar met jazz begint te flirten.”La Torre Dell’Achimista” is zondermeer een geslaagd debuut van een uiterst beloftevolle band. Die enkele schoonheidsfoutjes op zowel compositorisch als productioneel vlak bedekken wij maar al te graag met de mantel der progliefde. Deze cd zorgt nog steeds voor een stralend lentemoment in het soms wat saaie en voorspelbare proglandschap.
Piet Michem