Het is natuurlijk makkelijk en erg goedkoop om nu grapjes te maken over al die mooie Italiaanse namen die aan dit album hebben meegewerkt. Dat laten we dan ook graag aan anderen over. Wij beperken ons hier tot de bespreking van dit Italiaanse muzikale meesterwerk. Want dat mogen we gerust zeggen over de nieuwste van La Torre Dell’Alchimista, toepasselijk “Neo” geheten. De Italiaanse progressieve, beter is symfonische, rockcultuur is er één met een rijke historie. Indien er ergens een verbinding ligt van rock naar klassieke muziek, is het in de laars van Europa. Het voert natuurlijk veel te ver om dat allemaal hier te gaan bespreken. Toch wil ik het maar genoemd hebben.
De ooit als kwintet, maar inmiddels tot kwartet gereduceerde groep nestelt zich met dit album in de top van ons muzikale wereldje. Over zichzelf zeggen ze dat ze de tijden van Italiaanse progressieve grootheden zoals Le Orme, Banco Del Muteo Soccorso en Premiata Forneria Marconi, maar ook, pak hem beet, ELP willen doen herleven. Nu mag je dat in eerste aanleg nogal hoog van La Torre blazen noemen, maar dat is het zeker niet. Persoon waar het eigenlijk om draait is toetsenist Michele Mutti. De man is onder meer trotse bezitter van een Hammond C3, maar gebruikt op dit album ook de volgende keyboards: Mini Moog, Mellotron 400 en Fender Rhodes piano. Ook worden geluidseffecten niet geschuwd. Met zoveel toetsen ligt (teveel) bombast al snel op de loer. Daarvan is hier echter geen sprake. De echte toetsenliefhebber komt met “Neo” zeer ruim aan zijn trekken. Het gitaarspel van Matteo Rigamonti is weliswaar verdienstelijk, maar speelt op “Neo” letterlijk en figuurlijk een ondergeschikte rol. Dit in tegenstelling tot het basspel van Davide Donadoni. Zijn vlotte basloopjes sieren met regelmaat het album. De klassieke elementen worden ingebracht met piano, viool, fluit en sopraansax. Het geeft de muziek daarmee niet alleen kleur, maar ook een erg warme klank.
Wanneer we de afzonderlijke nummers wat beter gaan beluisteren, ontdekken we al dat moois. Vanaf de eerste tonen worden je trommelvliezen verwend met het aangename geluid van vlotte en vrolijke toetsen in Disimmetrie. Dit nummer pakt je vanaf het eerste moment, waarmee de toon voor hetgeen nog gaat komen is gezet. Mooie en warme Mellotrongolven komen je tegemoet in Medusa. De o zo lekkere Hammond loopjes daaroverheen doen je denken aan Nexus. Gaandeweg het nummer doet prachtig orgelspel in de stijl van Rick van der Linden (Ekseption, Trace) zijn intrede. Wanneer in het laatste deel van dit nummer, Samba V, een spetterende Moog solo in de beste Eloy-tradities volgt is het nummer af. De voortdurend afwisselende toetsen maken dit nummer tot één van de hoogtepunten van het album. Op de twee korte intermezzo’s laat Michele Mutti horen ook op klassieke piano mooi en gevoelig uit de voeten te kunnen. Het zijn niet alleen intro’s voor de opvolgende nummers, maar bovenal brengen ze balans in het album. Risveglio, Proceazione E Dubbio Pt. I is het enige nummer waar de gitaar op de voorgrond treedt. Het rustige gitaarspel wordt echter al snel wreed verstoord door scheurende Hammond (Prelude). Wat mij in dit nummer goed bevalt, is dat de zang mooi en ingetogen blijft. In al hun enthousiasme plegen Italiaanse zangers immers nogal eens in (overdreven) theatrale zang te vervallen. Na Cerbero, waar het weer Hammond en Moog troef is, zetten zware kerkorgelklanken in voor Risveglio, Proceazione E Dubbio Pt. II. Hier valt het heldere stemgeluid van Michele Giardino op. Ik vind deze man één van de betere Italiaanse zangers in het genre. Fluit, Fender Rhodes piano en al die andere klassieke toetsen komen nogmaals voorbij en smeden alles voor het laatst tot een melodieus geheel.
De toetsenliefhebber en met name die van de klassieke toetsen wordt met dit schijfje gedurende 50 minuten in hogere sferen gebracht. Het album is niet alleen aan te bevelen voor liefhebbers van traditionele Italiaanse symfo, maar ook die van ELP en Nexus. Gitaarfreaks kunnen dit album maar beter mijden. Kortom, muziek voor een mooie zondagmiddag met een goed glas wijn. En dat hoeft persé geen Lambrusco te zijn.
Hans Ravensbergen