Vijf jaar hebben we moeten wachten op de opvolger van Le Orme’s comebackalbum “Il Fiume”. Dit album liet een wat rustiger Le Orme horen, maar ook een band die gelukkig wel trouw bleef aan haar afkomst. Dit in tegenstelling tot vele andere Italiaanse prog legendes (o.a. PFM, Locanda Delle Fate), die met een nieuw album kwamen in de jaren ’90. Le Orme nestelde zich met dit album, maar ook met name door hun schitterende optredens, met gemak weer aan de top van de Italiaanse symfo-scène. Een belangrijk kenmerk voor de bekendste bands uit deze scène is de voorliefde en een hoofdrol voor het toetsenarsenaal. Le Orme is daarvan ook een goed voorbeeld. In essentie is hun geluid gebaseerd op het herkenbare Emerson, Lake & Palmer-sjabloon: klassiek aandoende thema’s en de afwisseling tussen hammondorgel- en synthesizersolo’s. Het grote verschil is dat Le Orme zich na verloop van tijd verder durfde te ontwikkelen en bijna nooit is afgegleden naar de kitsch van ELP.
Zo ook niet op dit album waarmee Le Orme een ode brengt aan de vier elementen: Wind, Aarde, Water en Vuur. Het album is conform onderverdeeld en tezamen maken deze delen weer één, dik 42 minuten lang, geheel. Het zou net zo goed een eerbetoon kunnen zijn aan de Muzikale Elementen waarvan Ritme en Begeleiding de eerste twee zijn. Beide zijn uitgekiend aanwezig op dit album. Drummer Michi Dei Rossi laat de muziek regelmatig dansen van vreugde. Hij weet echter ook wanneer de muziek vraagt om eenvoud. Toetsenist Andrea Bassato weet met zijn gevoelig spel op de achtergrond net dat kleine beetje extra kleur te geven aan de muziek en zorgt voor de benodigde ruimte voor de solisten. Ook in zijn eentje staat hij zijn mannetje zoals, in het solopianostuk Danza Della Pioggia. Opvallend hoe Le Orme het moment waarop dit stuk komt, weet te timen. Het is exact het punt waarop de luisteraar verlangt naar een pauze, een moment van bezinning. Want na de eerste twee breed symfonische delen is Pioggia er één waarin, net als op “Il Fiume”, ruimte is voor de sitar van Aldo Tagliapietra. Samen met de viool van Bassato krijgt dit gedeelte daardoor een raga-achtig (Indiaase muziekstijl) gevoel.
Als de eerste twee elementen niet in orde zijn, kan er van het volgende natuurlijk niet veel terecht komen: Melodie. De heren van Le Orme zijn ware edelsmeden op dit gebied. Een perfect voorbeeld daarvan zijn de oneindige variaties op hetzelfde thema, die het eerste deel Vento (Wind) kenmerken. Daarentegen heeft men nergens op dit album het idee dat een melodie te lang wordt uitgemolken. Integendeel, de rijkdom aan melodieën is indrukwekkend.
Het laatste element maakt dat een album zich onderscheidt van de grijze massa: Passie. En dit is in ruime mate aanwezig op dit album. Het valt te horen in het puike orgelspel van Michele Bon, zoals bijvoorbeeld in Danza Del Fuoco dat met zijn groovende, licht jazzy karakter niet op een groot podium op het North Sea Jazz Festival had misstaan. Ook Bon’s schitterende synthesizersolo’s zijn niet te versmaden. Heel bijzonder is ook zijn “gitaarspel” op een door hem zelf ontworpen keyboard. Verbazingwekkend hoe natuurgetrouw hij in staat is om een elektrische gitaar uit dit apparaat te toveren. Het zijn misschien alleen de vele nootbuigingen die hij toepast die misschien bij sommigen als “overkill” overkomen. Maar net als met alles op dit album kent Le Orme de grens tussen kunst en kitsch, tussen passie en pathetiek. Diezelfde passie valt ook te horen in die heldere, hoge stem van bassist Aldo Tagliapietra. Zijn basspel beperkt zich tot functionaliteit, zoals dat ook bij Greg Lake altijd het geval was. Het is met name zijn stem en zanglijnen die in staat zijn om bij mij, ondanks het feit dat ik geen woord Italiaans versta, een veelvoud aan emoties los te maken en mij nog na vele luisterbeurten een brok in mijn keel weet te bezorgen.
Met “Elementi” heeft Le Orme een beduidend krachtiger plaat afgeleverd in vergelijking met “Il Fiume”. Dit alles ondersteunt door een warme productie en een schitterende hoestekening van Paul Whitehead (dè man van de klassieke Genesis en Van Der Graaf Generator albumhoezen). Dè perfecte progplaat zal waarschijnlijk wel nooit gemaakt worden; binnen de stijl van toetsensymfo komt dit toch wel heel erg dichtbij het ideaal!
Christian Bekhuis