De naam Les Penning zal waarschijnlijk alleen bij liefhebbers van Mike Oldfield een belletje doen rinkelen. De man speelt namelijk blokfluit op het vermaarde “Ommadawn”-album uit 1975 en ook op de singles In Dulci Jubilo en Portsmouth is hij van de partij met z’n frivole spel. Minder bekend is het feit dat de twee indertijd hebben samengewerkt ten behoeve van een op handen zijnde soloplaat van Penning. Dat het album nooit verschenen is moet slikken zijn geweest voor de fluitist en hoe mooi is het dan voor hem dat er veertig jaar later toch een nieuwe schijf onder zijn naam uitkomt.
Het project luistert naar de naam “Belerion” en dat is een oude benaming voor het graafschap Cornwall, een ruig landschap in het zuidwesten van Engeland, daar waar ook Land’s End gelegen is. Penning werkt op het album samen met Robert Reed van Magenta en Phil Bates die bekendheid geniet bij ELO2. Reed brengt gitaar, toetsen, bodhran en basgitaar in het geheel aan, terwijl Bates met gitaar en basgitaar komt. Penning richt uiteraard de meeste aandacht op zichzelf met z’n blokfluit en ander soortige fluiten waaronder de crumhorn. Daarnaast speelt hij toetsen en zorgt voor een ietsepietsie zang. Hiermee is de cirkel rond, want Reed is de laatste tijd flink in de weer met een zelfgeschreven hommage aan Oldfield middels zijn “Sanctuary”-albums en het is Penning die op “Sanctuary 2” te horen is. Over naar “Belerion”.
Het is een wagenwijd openstaande deur, toch trap ik hem in: werkelijk elk nummer op “Belerion” heeft een Oldfield-achtige ondergrond. De akoestische gitaar is helder, de toetsen tingelen, de altijd lyrische elektrische gitaar is soms meerstemmig en de droge bas zorgt samen met onder andere de bodhran voor een stuwend ritme. Het is of je niet weg bent geweest. Het grote verschil zit hem in de composities. Natuurlijk, zou ik haast zeggen. Niemand is zo geniaal als Oldfield, al komt Penning toch met een serie nummers waar de burgerman blij van wordt. We horen vijf eigen werkjes en negen stukken die ik aan zou willen duiden als ‘historische’ composities. “Belerion” bevat een traditional, jig- en dansliedjes, een 17e -eeuwse mars, een oud kerstliedje en er zijn enkele stukken met een Renaissance dan wel Barokke compositie van Giles Farnaby (1563-1640). Zelfs het door Bach gecomponeerde deuntje dat in de Efteling gebruikt wordt bij de paddenstoelen komt voorbij.
Door de variatie die dit met zich meebrengt is het eigenlijk best wel knap dat de muziek een zekere coherentie bevat. Je kan daarvoor verschillende redenen aanwijzen zoals de Oldfield-achtige sound van het geheel of de manier waarop Penning z’n fluit bespeelt, maar voor mij is toch het zijige karakter van de muziek overheersend. Ik zie dan ook steeds een paar elfjes voor me die aan het line-dancen zijn of door de ballroom zwieren. Dit gevoel is al vanaf opener Portsmouth aanwezig en vindt z’n maximum in British Grenadiers en ook in Sussex Carol is het bijna onmogelijk andere gedachten te hebben. Wat dat betreft moet het door Penning geschreven Lyme ook even genoemd worden aangezien hier de associatie met het sprookjesachtige miniem is. Het is een zinderend nummer met lekker gitaarwerk. Het doet mij afvragen waarom Penning niet veel meer van z’n eigen composities heeft gebruikt. Vijf is een beetje weinig.
Het door Farnaby gecomponeerde His Rest sluit dit korte album af en als ik Penning dan op de bijgeleverde dvd hoor zeggen dat er voor geen instrument zoveel muziek is geschreven als voor de blokfluit, weet ik zeker dat ik het voorlopig maar houd bij dit 39 minuten durende schijfje.
Dick van der Heijde